JACOBIKERK
Deze kerk was oorspronkelijk een van de vier middeleeuwse parochiekerken van de stad Utrecht. De patroonheilige van de Jacobikerk was Jakobus de Meerdere, en de kerk werd dan ook aangedaan door pelgrims op weg naar Santiago de Compostella. Tegenwoordig herinnert de windvaan op de toren in de vorm van een sint-jakobsschelp, en de vele in de kerk voorkomende Jakobsschelpen nog aan dit verleden.1)
De kerk speelde een belangrijke rol in het leven van ónze Jacobus (van de kant van de Rijntjes). Behalve het feit dat er enkele van zijn kinderen werden gedoopt, was hij er in ieder geval in 1769 organist. We weten dat omdat hij in dat jaar geld leende met als onderpand zijn jaarlijks traktement als organist van ƒ 140 2). Het orgel werd in 1509 gebouwd door Gerrit Pietersz en is in 1742 ingrijpend omgebouwd tot de situatie zoals we die nu kennen.
BIJTGELD EN KLEPGELD
Er was in de achttiende eeuw geen Buro Krediet Registratie (BKR) waar nu al onze leningen worden geregistreerd. En dat was maar goed ook want Jacobus maakte er een potje van. Naast zijn goed betaalde baan als procureur (hij trad veelvuldig op als getuige, executeur-testamentair, geconstitueerde (constitueren is machtig maken, in de plaats stellen) e.d.) was hij ook nog klerk ter griffie aan het Hof van Utrecht, een soort erebaan met fraai salaris en toch lukte het hem niet om rond te komen. Al in 1757 leent hij ƒ 153 om beslaglegging op zijn goederen te voorkomen vanwege een huurschuld 3) en daarna gaat het bergaf tot zelfs de notaris voor hem in 1775 borg moet staan. 4) Uiteindelijk huurt hij in 1774 5) een huis aan de Springweg voor ƒ 50 en 100 Carolische guldens voor de volgende zes jaren maar “zonder het bijt en klepgeld” (belastingen: klepgeld is voor de nachtwaker en bijtgeld voor het open houden van de grachten in de winter). Een zekere achteruitgang vergeleken met de Lange Nieuwstraat, waar hij volgens het doopboek van één van zijn kinderen eerst woonde.
AF EN TOE GAAN PA EN MOE…
Kijk, dit is de speeltuin van het park Lepelenburg, waar vroeger vlakbij de Maliepoort stond.
Speeltuin, ja ja: daarover verderop meer. Eerst naar notaris Oskamp, één van de Utrechtse magistraten uit de 18de eeuw. We zitten op 26 september 1751 bij hem op kantoor want we gaan een erfenis verdelen. Deze keer onder meer een smidse met een bijbehorende winkel, da’s weer eens wat anders. En verder nog één of ander tuinhuis buiten de stad, enfin luister maar: “… Zekere Hoff, off Tuijn, Met Zijn Speelhuijs, Geleegen omtrent deze Stad, buijten de Maliepoort, in de Tweede Steegh aan de Zuijd Zijde van de Maliebaan, onder den Geregte Van Wittevrouwen Groot Omtrent Dertig Roeden…” 6) Wittevrouwen is een buurt, ongeveer gelegen ten noorden en ten westen van het tegenwoordige centraal station en de oppervlakte van het perceel was ongeveer 550 m2. De Hoff kwam o.a. in handen van Jacobus – over de broers en zussen straks meer – maar vermoedelijk ging in dit geval pa zonder moe naar de speeltuin. Speelhuizen waren namelijk in die tijd niets anders dan bordelen. En deze stond op de plaats van de huidige speeltuin.
Het was wél verboden: net als nu werd het getolereerd. 1) Op 28 maart 1757 wordt het speelhuis door Jacobus en zijn broer en zussen verkocht voor 520 Caroly guldens. 7) Ten slotte viel de broers en zussen ook nog een grafkelder in de Nicolaikerk in handen, waar Jacobus 10 februari 1798 in werd bijgezet. 8)
DE SEVENSTER
De smidse, waarover in bovengenoemde akte wordt geschreven blijkt in de keurige Haverstraat te hebben gestaan. Vroeger werd de straat ook wel Gortsteeg genoemd: “… Van ouds genaamd de Sevenster, Alwaar Tegenwoordig het Groot Uur werk Uythangt…” en “… de Smits Winkel en Gereedschappen daartoe behoorende”. 6) Broer Anthonij erft de smidse van zijn vader Dirk en moeder Johanna van den Ham, zoals afgesproken in hun testament. 9) Behalve meester smid was Anthonij ook nog deken 10) en huismeester van het Smeden Gild binnen Utrecht. 11) Het Smedengilde zelf dateert zeker van 8 mei 1304 want op deze dag is, met de bekrachtiging in de eerste Gildebrief, het stadsbestuur overgedragen aan de toenmalige eenentwintig gilden. Sinds 1440 vergaderen en feesten de broeders van het Smedengilde van St. Eloy in het Sint Eloyengasthuis, het gildehuis in de Boterstraat 22 in Utrecht. In en om het huis worden ook zieke en armlastige gildebroeders verzorgd en verpleegd. Het Smedengilde is zonder onderbreking blijven bestaan tot op de dag van vandaag en behoort daarmee tot de alleroudste nog bestaande organisaties uit de middeleeuwen. 1) Uit vele notariële aktes blijkt de vermogende positie van het gilde en ook het misbruik van de bevoorrechte positie van Anthonij. Met enige regelmaat van de klok verhuurt hij als deken namens het gildehuis gronden aan de familie… 12). Voor het afscheid van hun confrater wordt na de begrafenis op 17 maart 1774 twee gulden en 17 stuivers aan de bode betaald vanwege 38 afwezigen. 13)
DE HUISMEESTER
Dit is een afbeelding uit de Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde binnen Utrecht 1753-1798. 14)
Over een deken heb ik het al gehad; de busmeester en de huismeester zijn nog niet aan de beurt geweest. De eerste is in dit verhaal niet zo belangrijk – hij ging over de gelden, nu dus een soort penningmeester – en de tweede was verantwoordelijk voor de financiën van het gasthuis, het hiervoor genoemde Sint Eloyengasthuis dus. 1) Hij zorgde ervoor dat de beleggingen in vastgoed goed rendeerden en dat de opbrengsten tijdig werden betaald. Ook organiseerde hij veilingen van kolen en collectes om daarmee de exploitatie van het gasthuis te kunnen waarborgen. Meestal werden ze na een jaar opgevolgd door de tweede huismeester. 1) Dat de invloed van de familie de Graaff in het gilde niet onaanzienlijk was blijkt wel uit het feit dat Antonij’s zoon Dirk in 1789 huismeester is geweest. Het is leuk om in die Rekeningen van dekens en busmeester van het gilde te zien dat Dirk in 1774 al voor zijn proef als meester slotenmaker en grofsmid slaagde: 15)
…
Vul aambeeld en vrouw in op Google en je krijgt plaatjes, die ik hier niet wil hebben. De lezer zal zich afvragen waarom ik daar dan aan begin. Welnu, tot mijn verbazing blijkt dat in de achttiende eeuw het geen enkel probleem was dat vrouwen lid konden zijn tussen de krachtpatsers van een smeden gilde. In de Rekeningen van dekens en busmeester van het smedengilde binnen Utrecht worden regelmatig dames genoemd, die lid worden van het gilde. En zo zien we dat op 25 september 1780 Hugina van der Leeden, weduwe van bovengenoemde Anthonij… Enfin, lees zelf maar weer verder: "heeft Juffrou de weduwe de graaf haar gilt gewonne en tot het doen van haar proef geoudhoriseert bij appontiment van de Edele agbaare burgemeesters en vroedschap ƒ 17.10.-"
Met een beetje hulp dus van de lokale elite, dat dan weer wel. Maar toch: "den 5 Decembr heeft de weduwe van Antoni de Graaf haar twee proeve slot en hamer laatte doen door Jan van den Berg en Willem de Graaf die voor haar selve daarvan niet konne proffeteeren ƒ 0.12.-" Flinke meid wel, op haar 59ste. 16)
DE KOEVOET
Wilt u eens even goed kijken naar dit aardige pandje aan de Oudegracht in Utrecht, lezer? Alleen één appartement – er zijn er vier – gaat u al snel een miljoen kosten. Het heeft zelfs een naam: de Koevoet, kijk maar:
Ook in de achttiende eeuw moet je goed bij kas zijn geweest om zoiets te kunnen bezitten. Een huisje op stand, zeg maar. Zo lezen we in de overdrachtsakte van 22 maart 1787 dat het gaat om “een huyzinge met erve, thuyn, kelder en kluys c.a.; oz Oudegraft tusschen de Smeebrugge en de Regulierbrugge off Weesbrugge met uytgang in de Lange Nieuwstraat Locatie: oz Oudegraft tusschen de Smeebrugge en de gulierbrugge off Weesbrugge met uytgang in de Lange Nieuwstraat Belendingen: zw voor: Assuerus Weiland nw voor: NN van Meyerswyk zw achter: NN Swartendyk, secretaris, en NN Dop, notaris nw achter: NN Schoonhoven.” 17) De verkoopprijs bedraagt ƒ 6.500 vrij geld dus geen gezeur met hypotheek en zo.
Het is mooi om te zien hoe Hugenda van der Leeden als weduwe van Anthonij de Graaff de akte ondertekent:
Want zij is het die optreedt als verkoopster van het onroerend goed, twee jaar voor haar overlijden. In de akte is nog bepaald dat zij de voorkelder mag blijven gebruiken voor de Horlogesmederij met één of twee knechten; het onderhoud komt voor haar rekening. Of ze er gewoond heeft is niet duidelijk. In ieder geval blijkt uit het doopboek van de kinderen dat ze tot 1766 in de Gortsteeg woonde, vlakbij de smederij van haar man. Het pand aan de Oudegracht was op goede stand, tussen de gemeentesecretaris en een notaris. Twee jaar later overlijdt Hugenda en zoals vastgelegd in haar testament 18) krijgen haar dochters de juwelen, sieraden en kleding, zoon Anthonij jr. het gouden horloge van zijn vader en ƒ 700 en zoon Johannes een zilveren tafel tabaksdoos en ƒ 700. Oudste zoon Dirk (zie hierboven bij “De Huismeester”) erft de smederij met inboedel, gereedschap en de winkel. Wat er na de dood van Dirk met de smederij gebeurde, daarover is in het archief niets te vinden. Het stoffelijk overschot van Hugenda wordt bijgezet in de grafkelder, die ze in 1777 voor ƒ 50 in de Nicolaikerk heeft gekocht. 19)
BIERTJE?
We gaan verder terug in de tijd want op 18 mei 1687 koopt Hugenda's grootvader, Jan Dircks van der Leeden in Leerdam een huis op de westelijke hoek van de Grote Steiger. 20) Hij staat dan vermeld als brouwer te Schoonrewoerd, bij Leerdam. Dit huis verkocht hij weer in 1694 aan Frederik van Turnhout, eveneens een brouwer. 21) Voor zijn activiteiten in Schoonrewoerd is echter 8 augustus 1687 van meer belang. Hij neemt dan van Lijsbeth Hendricxs Disselwerf te Rotterdam een hypotheek van 3000 Carolusguldens op het huis en hofstede “De Brinck” met de brouwerij. 22) Het geheel was vier morgen groot, gelegen binnen de grachten van Schoonrewoerd. (Een morgen is de oppervlakte, die men in een morgen kon ploegen; meestal ongeveer een hectare) Verder is de hypotheek gevestigd op zes morgen land op Kortgerecht, bij Schoonrewoerd en het eerder genoemde huis in Leerdam. Het pand bestaat niet meer: er staat nu een moderne Blokker.
In 1673 is hij waardsman (=polderbestuurder) van Oud Schaik en schepen (=openbaar bestuurder) van Leerdam. 23) Twee jaren later trouwt hij met Neeltje Adriaens van Laeckervelt. 24) Na haar overlijden trouwt hij in 1686 met Cornelia van Wijk. 25) In het rampjaar 1672 moet hij aan het stadsbestuur van Leerdam 25 gulden betalen in de kosten van de Franse bezetting, welke bijdrage geheven werd naar het inkomen. 26) Voorts was hij betrokken bij verschillende overdrachten van land in de omgeving. In 1675 bezit hij zelfs een hofstede met zeven morgen land op Overheicop. 27) Tevens was hij geldschieter voor een aantal dorpelingen. Zo deed Rijk van Cruchten, de plaatselijke smid, aan hem al zijn meubelen over wegens onbetaalde schuld. 28) Jan Dircks van der Leeden heeft het huis “De Brinck” door vererving gekregen. Zijn grootouders van moederszijde, Barend Hendricxs van Veen en Aeltje Barends bezaten het eenmaal. Wanneer het huis als brouwerij in gebruik is genomen, is niet bekend. In 1648 krijgt Aeltje Barends het bij een scheiding toegewezen. Het is echter bekend, dat leden van de familie Van Veen brouwers waren.
Ook is bekend, dat die familie in 1628 het huis “De Kruithof” bij de Schoonrewoerdse wiel bezat. Elders is aangetoond, dat die naam is afgeleid van “De Gruithof”. Gruit werd namelijk vroeger bij de bierbereiding gebruikt. 29)
“ENDE HIJ WERT DRONKEN”
We gaan een eindje wandelen. Het terrein “Rechte van ter Leede” bij Leerdam is niet zo groot, slechts negen hectares en is kort geleden door het “Zuidhollands Landschap“ ingeplant als landschapselement met bos. Op deze plaats stond eens een kasteel, naar we mogen aannemen van de Heren van der Leede.
Vermeldingen gaan terug tot vroeg in de 13de eeuw over deze heren 1). En ook schandalen zijn er genoteerd zoals door Jacob van Lennep over Folpert van der Leede: “Ende alls hij in mennige jaren in quatheyt geleeft hadde endee hem neyt en beterden, soo gevielt op eenen dach, dat hij te Hastricht was bij der stede van der Gouw in Hollandt, met veel van sijner vrienden ende al daer met henlieden des midaechs; ende hij wert dronken. Als hij alle gegeten hadde, ginck hij op ten midden van der straten ene sijn vrienden stonden rondom hem ende daer werd hij haestelijc genomen uuyt alle sijne vrienden, dat sijt sagen, ende gevoert in de locht met eenen grooten stanck. Ende noyt mensche sach hem weder, maer op dieselfde stede daer stont bleven liggen drie droppelen bloets in een teken sijns doots”. 30) Zou dat dan familie zijn geweest van Jan, Dirk, en Hugenda? Zulke mensen hebben wij toch niet in de familie? Of toch wel…
Bronnen
1) Wikipedia
2) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U254a004 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris J. Boomhoff Jansz aktenummer 6 van 9 augustus 1769
3) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U229a001 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris A. Hoevenaar aktenummer 80 van 19 augustus 1757
4) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U188a013 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris W. Huygen aktenummer 155 van 10 juli 1775
5) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U254a007 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris J. Boomhoff Jansz aktenummer 14 van 11 november 1774
6) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer. U188a013 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris D. Oskamp Scheiding van de boedel van hun ouders aktenummer 55
7) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U205a012 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris L. van der Pauw aktenummer 39 van 28 maart 1757
8) Begraafboek Nederduits Gereformeerd Utrecht 1791-1804 via Familysearch image 235
9) Toegangsnummer 34-4 Inventaris nummer U188a007 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris D. Oskamp aktenummer 74 van 31 december 1745
10) De deken is binnen een gilde de hoogste gezagsdrager. De functienaam deken is in gebruik sinds het tweede kwart van de zestiende eeuw. Voor die tijd heetten zij ouderman, overman, voorraetsman of raetsheer. Sommige gilden kenden twee dekens aan de top. Ook binnen het enige in Nederland vanuit de middeleeuwen nog bestaande gilde, het Smedengilde van Sint Eloy te Utrecht kent nog steeds de functie van deken in deze betekenis.
11) Toegangsnummer 712-7-1 Inventarisnummer 85 1753-1798 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde via Het Utrechts Archief
12) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U205a009 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris L van der Pauw aktenummer 42 van 20 maart 1754
13) Toegangsnummer 712-7-1 Inventarisnummer 85 1753-1798 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde via Het Utrechts Archief image 70
14) Toegangsnummer 712-7-1 Inv.nr. 85 1753-1798 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde via UA im 29
15) Toegangsnummer 712-7-1 Inventarisnummer 85-3 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde en (na 1804) het Handelsbedrijf van de smeden, 1646-1825 image 68
16) Toegangsnummer 712-7-1 Inventarisnummer 85-3 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde en (na 1804) het Handelsbedrijf van de smeden, 1646-1825 image 85 en 86
17) Toegangsnummer 34-3 Inventarisnummer U224a009 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris J.J. Kruyder aktenummer 118 van 22 maart 1787
18) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U274a001 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris M.J. van Buuren aktenummer 126 van 29 september 1779
19) Toegangsnummer 34-3 Inventarisnummer U217a016 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris W. van Vloten aktenummer 41-2 van 28 juni 1777
20) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
21) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
22) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
23) Lidmaten Schoonrewoerd 1673-1694 Transcriptie door B. de Keyzer via Hogenda
24) Trouwboek Nederduis Gereformeerd Schoonderwoerd 1627-1742 via Nationaal Archief image 14
25) Trouwboek Nederduits Gereformeerd Schoonrewoerd 1627-1742 via Nationaalarchief image 22
26) Leerdam Oorlogsschatting in het jaar 1672 door H.B.Eldermans gedigitaliseerd door Paul de Bruin via Hogenda
27) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
28) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
29) Uit “Ook Schoonrewoerd had een brouwerij” van het verenigingsorgaan van de Historische Vereniging Leerdam
30) Uit “Het kasteel aan het Recht van ter Leede” van het verenigingsorgaan van de Historische Vereniging Leerdam
Deze kerk was oorspronkelijk een van de vier middeleeuwse parochiekerken van de stad Utrecht. De patroonheilige van de Jacobikerk was Jakobus de Meerdere, en de kerk werd dan ook aangedaan door pelgrims op weg naar Santiago de Compostella. Tegenwoordig herinnert de windvaan op de toren in de vorm van een sint-jakobsschelp, en de vele in de kerk voorkomende Jakobsschelpen nog aan dit verleden.1)
Jacobikerk 1752-1758, vervaardiger Caspar Jacobsz Philips (Rijksmuseum, publiek domein) |
De kerk speelde een belangrijke rol in het leven van ónze Jacobus (van de kant van de Rijntjes). Behalve het feit dat er enkele van zijn kinderen werden gedoopt, was hij er in ieder geval in 1769 organist. We weten dat omdat hij in dat jaar geld leende met als onderpand zijn jaarlijks traktement als organist van ƒ 140 2). Het orgel werd in 1509 gebouwd door Gerrit Pietersz en is in 1742 ingrijpend omgebouwd tot de situatie zoals we die nu kennen.
Orgel Jacobikerk Vervaardiger Fotodienst GAU Catalogusnummer 115158 (Utrechts Archief) |
BIJTGELD EN KLEPGELD
Er was in de achttiende eeuw geen Buro Krediet Registratie (BKR) waar nu al onze leningen worden geregistreerd. En dat was maar goed ook want Jacobus maakte er een potje van. Naast zijn goed betaalde baan als procureur (hij trad veelvuldig op als getuige, executeur-testamentair, geconstitueerde (constitueren is machtig maken, in de plaats stellen) e.d.) was hij ook nog klerk ter griffie aan het Hof van Utrecht, een soort erebaan met fraai salaris en toch lukte het hem niet om rond te komen. Al in 1757 leent hij ƒ 153 om beslaglegging op zijn goederen te voorkomen vanwege een huurschuld 3) en daarna gaat het bergaf tot zelfs de notaris voor hem in 1775 borg moet staan. 4) Uiteindelijk huurt hij in 1774 5) een huis aan de Springweg voor ƒ 50 en 100 Carolische guldens voor de volgende zes jaren maar “zonder het bijt en klepgeld” (belastingen: klepgeld is voor de nachtwaker en bijtgeld voor het open houden van de grachten in de winter). Een zekere achteruitgang vergeleken met de Lange Nieuwstraat, waar hij volgens het doopboek van één van zijn kinderen eerst woonde.
AF EN TOE GAAN PA EN MOE…
Kijk, dit is de speeltuin van het park Lepelenburg, waar vroeger vlakbij de Maliepoort stond.
Bron: Streetview |
Speeltuin, ja ja: daarover verderop meer. Eerst naar notaris Oskamp, één van de Utrechtse magistraten uit de 18de eeuw. We zitten op 26 september 1751 bij hem op kantoor want we gaan een erfenis verdelen. Deze keer onder meer een smidse met een bijbehorende winkel, da’s weer eens wat anders. En verder nog één of ander tuinhuis buiten de stad, enfin luister maar: “… Zekere Hoff, off Tuijn, Met Zijn Speelhuijs, Geleegen omtrent deze Stad, buijten de Maliepoort, in de Tweede Steegh aan de Zuijd Zijde van de Maliebaan, onder den Geregte Van Wittevrouwen Groot Omtrent Dertig Roeden…” 6) Wittevrouwen is een buurt, ongeveer gelegen ten noorden en ten westen van het tegenwoordige centraal station en de oppervlakte van het perceel was ongeveer 550 m2. De Hoff kwam o.a. in handen van Jacobus – over de broers en zussen straks meer – maar vermoedelijk ging in dit geval pa zonder moe naar de speeltuin. Speelhuizen waren namelijk in die tijd niets anders dan bordelen. En deze stond op de plaats van de huidige speeltuin.
Man betaalt een prostituee. Vervaardiger Bernard Picart (Rijksmuseum object RP-P-OB-51.370 publiek domein) |
Het was wél verboden: net als nu werd het getolereerd. 1) Op 28 maart 1757 wordt het speelhuis door Jacobus en zijn broer en zussen verkocht voor 520 Caroly guldens. 7) Ten slotte viel de broers en zussen ook nog een grafkelder in de Nicolaikerk in handen, waar Jacobus 10 februari 1798 in werd bijgezet. 8)
DE SEVENSTER
De smidse, waarover in bovengenoemde akte wordt geschreven blijkt in de keurige Haverstraat te hebben gestaan. Vroeger werd de straat ook wel Gortsteeg genoemd: “… Van ouds genaamd de Sevenster, Alwaar Tegenwoordig het Groot Uur werk Uythangt…” en “… de Smits Winkel en Gereedschappen daartoe behoorende”. 6) Broer Anthonij erft de smidse van zijn vader Dirk en moeder Johanna van den Ham, zoals afgesproken in hun testament. 9) Behalve meester smid was Anthonij ook nog deken 10) en huismeester van het Smeden Gild binnen Utrecht. 11) Het Smedengilde zelf dateert zeker van 8 mei 1304 want op deze dag is, met de bekrachtiging in de eerste Gildebrief, het stadsbestuur overgedragen aan de toenmalige eenentwintig gilden. Sinds 1440 vergaderen en feesten de broeders van het Smedengilde van St. Eloy in het Sint Eloyengasthuis, het gildehuis in de Boterstraat 22 in Utrecht. In en om het huis worden ook zieke en armlastige gildebroeders verzorgd en verpleegd. Het Smedengilde is zonder onderbreking blijven bestaan tot op de dag van vandaag en behoort daarmee tot de alleroudste nog bestaande organisaties uit de middeleeuwen. 1) Uit vele notariële aktes blijkt de vermogende positie van het gilde en ook het misbruik van de bevoorrechte positie van Anthonij. Met enige regelmaat van de klok verhuurt hij als deken namens het gildehuis gronden aan de familie… 12). Voor het afscheid van hun confrater wordt na de begrafenis op 17 maart 1774 twee gulden en 17 stuivers aan de bode betaald vanwege 38 afwezigen. 13)
Gildebord Smeden Buurkerk Utrecht (Utrechts Archief publiek domein) |
DE HUISMEESTER
Dit is een afbeelding uit de Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde binnen Utrecht 1753-1798. 14)
Over een deken heb ik het al gehad; de busmeester en de huismeester zijn nog niet aan de beurt geweest. De eerste is in dit verhaal niet zo belangrijk – hij ging over de gelden, nu dus een soort penningmeester – en de tweede was verantwoordelijk voor de financiën van het gasthuis, het hiervoor genoemde Sint Eloyengasthuis dus. 1) Hij zorgde ervoor dat de beleggingen in vastgoed goed rendeerden en dat de opbrengsten tijdig werden betaald. Ook organiseerde hij veilingen van kolen en collectes om daarmee de exploitatie van het gasthuis te kunnen waarborgen. Meestal werden ze na een jaar opgevolgd door de tweede huismeester. 1) Dat de invloed van de familie de Graaff in het gilde niet onaanzienlijk was blijkt wel uit het feit dat Antonij’s zoon Dirk in 1789 huismeester is geweest. Het is leuk om in die Rekeningen van dekens en busmeester van het gilde te zien dat Dirk in 1774 al voor zijn proef als meester slotenmaker en grofsmid slaagde: 15)
…
Vul aambeeld en vrouw in op Google en je krijgt plaatjes, die ik hier niet wil hebben. De lezer zal zich afvragen waarom ik daar dan aan begin. Welnu, tot mijn verbazing blijkt dat in de achttiende eeuw het geen enkel probleem was dat vrouwen lid konden zijn tussen de krachtpatsers van een smeden gilde. In de Rekeningen van dekens en busmeester van het smedengilde binnen Utrecht worden regelmatig dames genoemd, die lid worden van het gilde. En zo zien we dat op 25 september 1780 Hugina van der Leeden, weduwe van bovengenoemde Anthonij… Enfin, lees zelf maar weer verder: "heeft Juffrou de weduwe de graaf haar gilt gewonne en tot het doen van haar proef geoudhoriseert bij appontiment van de Edele agbaare burgemeesters en vroedschap ƒ 17.10.-"
Met een beetje hulp dus van de lokale elite, dat dan weer wel. Maar toch: "den 5 Decembr heeft de weduwe van Antoni de Graaf haar twee proeve slot en hamer laatte doen door Jan van den Berg en Willem de Graaf die voor haar selve daarvan niet konne proffeteeren ƒ 0.12.-" Flinke meid wel, op haar 59ste. 16)
DE KOEVOET
Wilt u eens even goed kijken naar dit aardige pandje aan de Oudegracht in Utrecht, lezer? Alleen één appartement – er zijn er vier – gaat u al snel een miljoen kosten. Het heeft zelfs een naam: de Koevoet, kijk maar:
Oudegracht 290 Vervaardiger Fotodienst GAU Catalogusnummer 67602 (Utrechts archief publiek domein) |
Ook in de achttiende eeuw moet je goed bij kas zijn geweest om zoiets te kunnen bezitten. Een huisje op stand, zeg maar. Zo lezen we in de overdrachtsakte van 22 maart 1787 dat het gaat om “een huyzinge met erve, thuyn, kelder en kluys c.a.; oz Oudegraft tusschen de Smeebrugge en de Regulierbrugge off Weesbrugge met uytgang in de Lange Nieuwstraat Locatie: oz Oudegraft tusschen de Smeebrugge en de gulierbrugge off Weesbrugge met uytgang in de Lange Nieuwstraat Belendingen: zw voor: Assuerus Weiland nw voor: NN van Meyerswyk zw achter: NN Swartendyk, secretaris, en NN Dop, notaris nw achter: NN Schoonhoven.” 17) De verkoopprijs bedraagt ƒ 6.500 vrij geld dus geen gezeur met hypotheek en zo.
Het is mooi om te zien hoe Hugenda van der Leeden als weduwe van Anthonij de Graaff de akte ondertekent:
"Dew(eduwe): Van A.de graaff gebooren van der Leeden" |
Want zij is het die optreedt als verkoopster van het onroerend goed, twee jaar voor haar overlijden. In de akte is nog bepaald dat zij de voorkelder mag blijven gebruiken voor de Horlogesmederij met één of twee knechten; het onderhoud komt voor haar rekening. Of ze er gewoond heeft is niet duidelijk. In ieder geval blijkt uit het doopboek van de kinderen dat ze tot 1766 in de Gortsteeg woonde, vlakbij de smederij van haar man. Het pand aan de Oudegracht was op goede stand, tussen de gemeentesecretaris en een notaris. Twee jaar later overlijdt Hugenda en zoals vastgelegd in haar testament 18) krijgen haar dochters de juwelen, sieraden en kleding, zoon Anthonij jr. het gouden horloge van zijn vader en ƒ 700 en zoon Johannes een zilveren tafel tabaksdoos en ƒ 700. Oudste zoon Dirk (zie hierboven bij “De Huismeester”) erft de smederij met inboedel, gereedschap en de winkel. Wat er na de dood van Dirk met de smederij gebeurde, daarover is in het archief niets te vinden. Het stoffelijk overschot van Hugenda wordt bijgezet in de grafkelder, die ze in 1777 voor ƒ 50 in de Nicolaikerk heeft gekocht. 19)
BIERTJE?
We gaan verder terug in de tijd want op 18 mei 1687 koopt Hugenda's grootvader, Jan Dircks van der Leeden in Leerdam een huis op de westelijke hoek van de Grote Steiger. 20) Hij staat dan vermeld als brouwer te Schoonrewoerd, bij Leerdam. Dit huis verkocht hij weer in 1694 aan Frederik van Turnhout, eveneens een brouwer. 21) Voor zijn activiteiten in Schoonrewoerd is echter 8 augustus 1687 van meer belang. Hij neemt dan van Lijsbeth Hendricxs Disselwerf te Rotterdam een hypotheek van 3000 Carolusguldens op het huis en hofstede “De Brinck” met de brouwerij. 22) Het geheel was vier morgen groot, gelegen binnen de grachten van Schoonrewoerd. (Een morgen is de oppervlakte, die men in een morgen kon ploegen; meestal ongeveer een hectare) Verder is de hypotheek gevestigd op zes morgen land op Kortgerecht, bij Schoonrewoerd en het eerder genoemde huis in Leerdam. Het pand bestaat niet meer: er staat nu een moderne Blokker.
In 1673 is hij waardsman (=polderbestuurder) van Oud Schaik en schepen (=openbaar bestuurder) van Leerdam. 23) Twee jaren later trouwt hij met Neeltje Adriaens van Laeckervelt. 24) Na haar overlijden trouwt hij in 1686 met Cornelia van Wijk. 25) In het rampjaar 1672 moet hij aan het stadsbestuur van Leerdam 25 gulden betalen in de kosten van de Franse bezetting, welke bijdrage geheven werd naar het inkomen. 26) Voorts was hij betrokken bij verschillende overdrachten van land in de omgeving. In 1675 bezit hij zelfs een hofstede met zeven morgen land op Overheicop. 27) Tevens was hij geldschieter voor een aantal dorpelingen. Zo deed Rijk van Cruchten, de plaatselijke smid, aan hem al zijn meubelen over wegens onbetaalde schuld. 28) Jan Dircks van der Leeden heeft het huis “De Brinck” door vererving gekregen. Zijn grootouders van moederszijde, Barend Hendricxs van Veen en Aeltje Barends bezaten het eenmaal. Wanneer het huis als brouwerij in gebruik is genomen, is niet bekend. In 1648 krijgt Aeltje Barends het bij een scheiding toegewezen. Het is echter bekend, dat leden van de familie Van Veen brouwers waren.
"De Kruithof", bij Schoonrewoerd (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed objectnummer 115.297a) |
Ook is bekend, dat die familie in 1628 het huis “De Kruithof” bij de Schoonrewoerdse wiel bezat. Elders is aangetoond, dat die naam is afgeleid van “De Gruithof”. Gruit werd namelijk vroeger bij de bierbereiding gebruikt. 29)
“ENDE HIJ WERT DRONKEN”
We gaan een eindje wandelen. Het terrein “Rechte van ter Leede” bij Leerdam is niet zo groot, slechts negen hectares en is kort geleden door het “Zuidhollands Landschap“ ingeplant als landschapselement met bos. Op deze plaats stond eens een kasteel, naar we mogen aannemen van de Heren van der Leede.
Recht van ter Leede: bij de rode pijl lag het vroegere kasteel (Streetview) |
Vermeldingen gaan terug tot vroeg in de 13de eeuw over deze heren 1). En ook schandalen zijn er genoteerd zoals door Jacob van Lennep over Folpert van der Leede: “Ende alls hij in mennige jaren in quatheyt geleeft hadde endee hem neyt en beterden, soo gevielt op eenen dach, dat hij te Hastricht was bij der stede van der Gouw in Hollandt, met veel van sijner vrienden ende al daer met henlieden des midaechs; ende hij wert dronken. Als hij alle gegeten hadde, ginck hij op ten midden van der straten ene sijn vrienden stonden rondom hem ende daer werd hij haestelijc genomen uuyt alle sijne vrienden, dat sijt sagen, ende gevoert in de locht met eenen grooten stanck. Ende noyt mensche sach hem weder, maer op dieselfde stede daer stont bleven liggen drie droppelen bloets in een teken sijns doots”. 30) Zou dat dan familie zijn geweest van Jan, Dirk, en Hugenda? Zulke mensen hebben wij toch niet in de familie? Of toch wel…
Bronnen
1) Wikipedia
2) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U254a004 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris J. Boomhoff Jansz aktenummer 6 van 9 augustus 1769
3) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U229a001 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris A. Hoevenaar aktenummer 80 van 19 augustus 1757
4) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U188a013 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris W. Huygen aktenummer 155 van 10 juli 1775
5) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U254a007 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris J. Boomhoff Jansz aktenummer 14 van 11 november 1774
6) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer. U188a013 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris D. Oskamp Scheiding van de boedel van hun ouders aktenummer 55
7) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U205a012 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris L. van der Pauw aktenummer 39 van 28 maart 1757
8) Begraafboek Nederduits Gereformeerd Utrecht 1791-1804 via Familysearch image 235
9) Toegangsnummer 34-4 Inventaris nummer U188a007 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris D. Oskamp aktenummer 74 van 31 december 1745
10) De deken is binnen een gilde de hoogste gezagsdrager. De functienaam deken is in gebruik sinds het tweede kwart van de zestiende eeuw. Voor die tijd heetten zij ouderman, overman, voorraetsman of raetsheer. Sommige gilden kenden twee dekens aan de top. Ook binnen het enige in Nederland vanuit de middeleeuwen nog bestaande gilde, het Smedengilde van Sint Eloy te Utrecht kent nog steeds de functie van deken in deze betekenis.
11) Toegangsnummer 712-7-1 Inventarisnummer 85 1753-1798 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde via Het Utrechts Archief
12) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U205a009 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris L van der Pauw aktenummer 42 van 20 maart 1754
13) Toegangsnummer 712-7-1 Inventarisnummer 85 1753-1798 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde via Het Utrechts Archief image 70
14) Toegangsnummer 712-7-1 Inv.nr. 85 1753-1798 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde via UA im 29
15) Toegangsnummer 712-7-1 Inventarisnummer 85-3 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde en (na 1804) het Handelsbedrijf van de smeden, 1646-1825 image 68
16) Toegangsnummer 712-7-1 Inventarisnummer 85-3 Rekeningen van dekens en busmeester van het Smedengilde en (na 1804) het Handelsbedrijf van de smeden, 1646-1825 image 85 en 86
17) Toegangsnummer 34-3 Inventarisnummer U224a009 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris J.J. Kruyder aktenummer 118 van 22 maart 1787
18) Toegangsnummer 34-4 Inventarisnummer U274a001 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris M.J. van Buuren aktenummer 126 van 29 september 1779
19) Toegangsnummer 34-3 Inventarisnummer U217a016 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 Notaris W. van Vloten aktenummer 41-2 van 28 juni 1777
20) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
21) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
22) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
23) Lidmaten Schoonrewoerd 1673-1694 Transcriptie door B. de Keyzer via Hogenda
24) Trouwboek Nederduis Gereformeerd Schoonderwoerd 1627-1742 via Nationaal Archief image 14
25) Trouwboek Nederduits Gereformeerd Schoonrewoerd 1627-1742 via Nationaalarchief image 22
26) Leerdam Oorlogsschatting in het jaar 1672 door H.B.Eldermans gedigitaliseerd door Paul de Bruin via Hogenda
27) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
28) Oud Rechterlijk Arschief Leerdam 1682-1705 via Hogenda
29) Uit “Ook Schoonrewoerd had een brouwerij” van het verenigingsorgaan van de Historische Vereniging Leerdam
30) Uit “Het kasteel aan het Recht van ter Leede” van het verenigingsorgaan van de Historische Vereniging Leerdam
Reacties
Een reactie posten