COLLECTEREN
Onlangs had ik per email contact met een nicht van mij; ze vertelde dat ze het druk had met haar werkzaamheden als diaken. Dat deed me denken aan mijn jonge jaren, toen mijn vader diaken was in de Haarlemse Kloppersingelkerk. Een hoogtepunt voor ons jongeren was het moment waarop het collecteren begon. Dat gebeurde met een lange stok: aan het eind zat een zak en daar onderaan zat een kwastje. Als de collectezak goed met munten gevuld was, dan was het de sport om op het juiste moment de kwast vast te pakken, afwachten tot de diaken aan andere eind van de stok begon te sjorren en dan de kwast weer los te laten. Met een flinke zwiep schoot dan de hele za(a)k omhoog wat een flink gegrinnik van de gemeente tot gevolg had. Succes verzekerd. Voor straf moest ik dan in het diakenvak naast mijn vader zitten. Dat was minder leuk.
DE DOOP
Mijn vader was een sociaal mens. Hij werkte dan ook bij de gemeente Haarlem afdeling Sociale Zaken. En zo gebeurde het op een zondagmorgen in de jaren vijftig dat er ineens een jongetje bij het ontbijt verscheen. Er werd niet verteld waar hij vandaan kwam maar hij moest mee naar de kerk. Ik meen me te herinneren dat hij weinig spraakzaam was. Gelukkig was er op die zondag doopdienst, dus vol spanning keken wij uit hoe de dominee deze keer om zou gaan met de hoeveelheid water, die gesprenkeld zou worden over het hoofd van het kind. Er waren dominees, die met een klein schepje water genoegen namen om het kind in één keer in de naam van de vader, de zoon en de heilige geest te dopen. Maar deze keer nam de dominee drie forse scheppen – de man had kolenschoppen van handen - uit het doopvont, zodat het kind hard begon te huilen. Het jongetje, dat vooraan mocht gaan zitten om alles goed te kunnen bekijken, liep verbolgen naar voren en riep: “Jezus, hij verzuipt ‘m zowat!”. Na enige seconden ging er een bulderend gelach op in het kerkgebouw. Ik weet niet of het jongetje later nog eens naar de kerk is geweest.
Onlangs had ik per email contact met een nicht van mij; ze vertelde dat ze het druk had met haar werkzaamheden als diaken. Dat deed me denken aan mijn jonge jaren, toen mijn vader diaken was in de Haarlemse Kloppersingelkerk. Een hoogtepunt voor ons jongeren was het moment waarop het collecteren begon. Dat gebeurde met een lange stok: aan het eind zat een zak en daar onderaan zat een kwastje. Als de collectezak goed met munten gevuld was, dan was het de sport om op het juiste moment de kwast vast te pakken, afwachten tot de diaken aan andere eind van de stok begon te sjorren en dan de kwast weer los te laten. Met een flinke zwiep schoot dan de hele za(a)k omhoog wat een flink gegrinnik van de gemeente tot gevolg had. Succes verzekerd. Voor straf moest ik dan in het diakenvak naast mijn vader zitten. Dat was minder leuk.
DE DOOP
Mijn vader was een sociaal mens. Hij werkte dan ook bij de gemeente Haarlem afdeling Sociale Zaken. En zo gebeurde het op een zondagmorgen in de jaren vijftig dat er ineens een jongetje bij het ontbijt verscheen. Er werd niet verteld waar hij vandaan kwam maar hij moest mee naar de kerk. Ik meen me te herinneren dat hij weinig spraakzaam was. Gelukkig was er op die zondag doopdienst, dus vol spanning keken wij uit hoe de dominee deze keer om zou gaan met de hoeveelheid water, die gesprenkeld zou worden over het hoofd van het kind. Er waren dominees, die met een klein schepje water genoegen namen om het kind in één keer in de naam van de vader, de zoon en de heilige geest te dopen. Maar deze keer nam de dominee drie forse scheppen – de man had kolenschoppen van handen - uit het doopvont, zodat het kind hard begon te huilen. Het jongetje, dat vooraan mocht gaan zitten om alles goed te kunnen bekijken, liep verbolgen naar voren en riep: “Jezus, hij verzuipt ‘m zowat!”. Na enige seconden ging er een bulderend gelach op in het kerkgebouw. Ik weet niet of het jongetje later nog eens naar de kerk is geweest.
Reacties
Een reactie posten