DE MEEKRAPSTOOF
De wat? Ja, je leest het goed: een meekrapstoof en dit is er één en wel bij het Zeeuwse Nieuwdorp, de meekrapstoof “Nederland”:
Na de ledesetters in Jisp (lees hier: http://barthelgezocht.blogspot.com/2020/07/de-leedsetters-van-jisp.html,) de Griesoot (hier: http://barthelgezocht.blogspot.com/2020/04/van-griesoot-naar-griekspoor.html ) en de vruchtbaarheidskoker (en hier: http://barthelgezocht.blogspot.com/2019/11/arie-marees-en-de-vruchtbaarheidskoker.html ) zal de lezer met die vreemde terminologie denken dat hier poetsen worden gebakken maar niets is minder waar. De meekrap (Rubia tinctorum), ook wel mee of mede is een plant die behoort tot de sterbladigenfamilie (Rubiaceae). Meekrap werd vroeger gebruikt als grondstof voor de rode kleurstoffen alizarine en purpurine. Daarnaast wordt aan meekrap ook een medicinale werking toegeschreven. De plant wordt 60-90 cm hoog en heeft kleine gele bloemen. In de grond zitten wortelstokken, die 50-100 cm in de grond steken. 1) Hij ziet er zo uit:
Omstreeks 1300 komen de eerste vermeldingen van meekrapteelt in Vlaanderen voor, in de polders rond Brugge. Vanaf de 14e eeuw komt meekrap in Nederland voor, vooral op de goed bemeste kleigronden van Zeeland en de Zuid-Hollandse Eilanden. Pogingen om de plant te telen in andere delen van Nederland, zoals de Betuwe, Friesland, Groningen en Noord-Holland mislukten echter. Rond 1870 verdween de soort in relatief korte tijd als gewas toen er een procedé was gevonden waarmee de verfgrondstof alizarine relatief eenvoudig op chemische wijze uit koolteer kon worden gewonnen. 1)
VERWERKING
De wortels werden in de stoof schoongemaakt, gedroogd, gedorst, gestampt en gemalen tot meekrappoeder ofwel racinepoeder dat men in eikenvaten verpakte. Het eerste gedeelte van de meekrapstoof bestond uit de koude stoof. In deze schuur had iedere deelnemende boer zijn eigen opslagruimte waar de wortels werden gestort. Vervolgens was er een droogtoren waarin een oven aanwezig was die voor de eerste droging zorgde. Daarna werden de wortels van aanhangende aarde en andere ongerechtigheden ontdaan en na gedroogd. In het stamphuis ten slotte werden de wortels verpulverd met behulp van grote stampers die door een rosmolen werden aangedreven. 1)
DE EERSTE STEEN
Het is woensdag 1 maart 1826. Het waait flink uit het westen en het miezert. De driejarige Magdalena Willemse Remijn staat de rillen van de kou: ze moet de eerste steen leggen voor de bouw van de nieuwe meestoof in Nieuwdorp. Opdrachtgevers zijn haar opa Bastiaan Willemse Remijn en zijn zwager Willem Adriaanse Hoondert, beiden welgestelde landbouwers. De broer Jan van opa hebben we hier al gezien: http://barthelgezocht.blogspot.com/2019/03/een-biografie-van-jan-willemse-remijn.html en het familieverband is als volgt:
DE MEESTOOF “NEDERLAND”
Het personeel voor de nieuwe stoof kwam uit Tholen omdat die de beste reputatie hadden. Het werk – dag en nacht – was zwaar maar werd goed betaald, beter dan het gemiddelde dagloon. Bovendien vond het werk in de winter plaats, als de meeste dagloners zonder werk thuis zaten. De overheidsregels waren streng en stonden onder toezicht van de burgemeester en toch ontstonden er vanwege de droge omstandigheden in de stoof nogal eens branden. Niet alleen in 1860 en in 1871 brak er brand uit, in 1897 ging de complete droogtoren in vlammen op, gelukkig zonder dat er veel schade aan het gebouw werd aangericht.
HET EINDE
In 1899 gooide men het roer om, aldus het gemeentelijk verslag van dat jaar: er werd een drogerij van bitterpeencirochei opgericht en in 1917 kwam daar ook een eind aan. Daarna werd het gebruikt als landbouwbedrijf en op de topgevel aan de weg is in rode letters de naam “Nederland” te lezen. 2)
En bij het einde van opa Bastiaan in 1847 bleek er van zijn welgesteldheid niet zo veel over gebleven. Zijn derde vrouw Pieternella Priem ontving een legaat van ƒ 2.400 en de kinderen uit zijn eerste huwelijk de helft van de meestoof. En het woonhuis met erf; de waarde van het onroerend werd geschat op ruim ƒ 500. 3) Toch is het vreemd te zien dat de erven in de krant op 22 april 1848 ruim 200 schapen en lammeren te koop aanbieden uit de nalatenschap 4) want in de Memorie van Successie wordt er niets over gezegd. Enfin, laten we maar zeggen: niet mekkeren.
Bronnen:
1) Wikipedia
2) Uit “de Spuije”, Tijdschrift van de Heemkundige Kring De Bevelanden Aflevering 67 voorjaar 2006 pagina 21 en verder.
3) Memorie van Successie nummer 16/351 kantoor Goes Toegangsnummer 398 Inventarisnummer 68 via Zeeuws Archief.
4) Middelburgsche Courant van 22 april 1848
De wat? Ja, je leest het goed: een meekrapstoof en dit is er één en wel bij het Zeeuwse Nieuwdorp, de meekrapstoof “Nederland”:
Bron: Streetview |
Na de ledesetters in Jisp (lees hier: http://barthelgezocht.blogspot.com/2020/07/de-leedsetters-van-jisp.html,) de Griesoot (hier: http://barthelgezocht.blogspot.com/2020/04/van-griesoot-naar-griekspoor.html ) en de vruchtbaarheidskoker (en hier: http://barthelgezocht.blogspot.com/2019/11/arie-marees-en-de-vruchtbaarheidskoker.html ) zal de lezer met die vreemde terminologie denken dat hier poetsen worden gebakken maar niets is minder waar. De meekrap (Rubia tinctorum), ook wel mee of mede is een plant die behoort tot de sterbladigenfamilie (Rubiaceae). Meekrap werd vroeger gebruikt als grondstof voor de rode kleurstoffen alizarine en purpurine. Daarnaast wordt aan meekrap ook een medicinale werking toegeschreven. De plant wordt 60-90 cm hoog en heeft kleine gele bloemen. In de grond zitten wortelstokken, die 50-100 cm in de grond steken. 1) Hij ziet er zo uit:
Bron: Wikipedia Publiek domein Franz Eugen Köhler, Köhler's Medizinal-Pflanzen |
Omstreeks 1300 komen de eerste vermeldingen van meekrapteelt in Vlaanderen voor, in de polders rond Brugge. Vanaf de 14e eeuw komt meekrap in Nederland voor, vooral op de goed bemeste kleigronden van Zeeland en de Zuid-Hollandse Eilanden. Pogingen om de plant te telen in andere delen van Nederland, zoals de Betuwe, Friesland, Groningen en Noord-Holland mislukten echter. Rond 1870 verdween de soort in relatief korte tijd als gewas toen er een procedé was gevonden waarmee de verfgrondstof alizarine relatief eenvoudig op chemische wijze uit koolteer kon worden gewonnen. 1)
VERWERKING
De wortels werden in de stoof schoongemaakt, gedroogd, gedorst, gestampt en gemalen tot meekrappoeder ofwel racinepoeder dat men in eikenvaten verpakte. Het eerste gedeelte van de meekrapstoof bestond uit de koude stoof. In deze schuur had iedere deelnemende boer zijn eigen opslagruimte waar de wortels werden gestort. Vervolgens was er een droogtoren waarin een oven aanwezig was die voor de eerste droging zorgde. Daarna werden de wortels van aanhangende aarde en andere ongerechtigheden ontdaan en na gedroogd. In het stamphuis ten slotte werden de wortels verpulverd met behulp van grote stampers die door een rosmolen werden aangedreven. 1)
DE EERSTE STEEN
Het is woensdag 1 maart 1826. Het waait flink uit het westen en het miezert. De driejarige Magdalena Willemse Remijn staat de rillen van de kou: ze moet de eerste steen leggen voor de bouw van de nieuwe meestoof in Nieuwdorp. Opdrachtgevers zijn haar opa Bastiaan Willemse Remijn en zijn zwager Willem Adriaanse Hoondert, beiden welgestelde landbouwers. De broer Jan van opa hebben we hier al gezien: http://barthelgezocht.blogspot.com/2019/03/een-biografie-van-jan-willemse-remijn.html en het familieverband is als volgt:
DE MEESTOOF “NEDERLAND”
Het personeel voor de nieuwe stoof kwam uit Tholen omdat die de beste reputatie hadden. Het werk – dag en nacht – was zwaar maar werd goed betaald, beter dan het gemiddelde dagloon. Bovendien vond het werk in de winter plaats, als de meeste dagloners zonder werk thuis zaten. De overheidsregels waren streng en stonden onder toezicht van de burgemeester en toch ontstonden er vanwege de droge omstandigheden in de stoof nogal eens branden. Niet alleen in 1860 en in 1871 brak er brand uit, in 1897 ging de complete droogtoren in vlammen op, gelukkig zonder dat er veel schade aan het gebouw werd aangericht.
Situering in 1827 met het woonhuis van opa Bastiaan (Geoloket Cultuurhistorie) |
Situering nu (Google maps) |
En uit gezoomd (Google maps) |
HET EINDE
In 1899 gooide men het roer om, aldus het gemeentelijk verslag van dat jaar: er werd een drogerij van bitterpeencirochei opgericht en in 1917 kwam daar ook een eind aan. Daarna werd het gebruikt als landbouwbedrijf en op de topgevel aan de weg is in rode letters de naam “Nederland” te lezen. 2)
En bij het einde van opa Bastiaan in 1847 bleek er van zijn welgesteldheid niet zo veel over gebleven. Zijn derde vrouw Pieternella Priem ontving een legaat van ƒ 2.400 en de kinderen uit zijn eerste huwelijk de helft van de meestoof. En het woonhuis met erf; de waarde van het onroerend werd geschat op ruim ƒ 500. 3) Toch is het vreemd te zien dat de erven in de krant op 22 april 1848 ruim 200 schapen en lammeren te koop aanbieden uit de nalatenschap 4) want in de Memorie van Successie wordt er niets over gezegd. Enfin, laten we maar zeggen: niet mekkeren.
4) |
Bronnen:
1) Wikipedia
2) Uit “de Spuije”, Tijdschrift van de Heemkundige Kring De Bevelanden Aflevering 67 voorjaar 2006 pagina 21 en verder.
3) Memorie van Successie nummer 16/351 kantoor Goes Toegangsnummer 398 Inventarisnummer 68 via Zeeuws Archief.
4) Middelburgsche Courant van 22 april 1848
Reacties
Een reactie posten