Jan Barthel (1957) |
JEUGD
Als mijn vader zes jaar is geworden moet hij naar de lagere school. Pas in 1900 wordt de eerste Leerplichtwet in Nederland aangenomen en deze wordt effectief op 1 januari 1901. Deze wet verplicht kinderen van zes tot twaalf jaar tot het volgen van onderwijs. De leerplicht start dus bij de aanvang van het schooljaar nadat de kinderen ten volle zes jaar geworden zijn. Voor sommige kinderen worden uitzonderingen gemaakt, zoals voor boerenkinderen tijdens de oogsttijd. Dochters mochten ook thuis blijven om het gezin te verzorgen.
De leerplichtwet van 1900 wordt met 50-49 stemmen aangenomen, doordat een tegenstander (Francis David Schimmelpenninck) van zijn paard is gevallen en daardoor niet kan stemmen. Het paard is verstandiger dan zijn meester hebben voorstanders van de Leerplichtwet gezegd. Vooral onder de christelijke partijen is er verzet, omdat ze het bestaansrecht van christelijke scholen bij wet geregeld willen hebben. Dit gebeurt pas in 1917 (het beroemde Artikel 23 van de Grondwet). De socialisten zijn ook tegen de wet, maar dan omdat zij de wet niet ver genoeg vinden gaan. De Leerplichtwet 1900 kent als speciale vorm van onderwijs ook nog het huisonderwijs (zoals dat in adellijke families dan nog voorkomt) als geldige vorm van onderwijs, mits door een bevoegde onderwijzer gegeven. Als dat huisonderwijs er niet in staat, dan zullen diverse Kamerleden tegen stemmen. Een compromis dus. 1)
Als Jan tien jaar oud is breekt de eerste wereldoorlog uit; de economische omstandigheden zijn slecht. Hoewel de daadwerkelijke oorlog aan het neutrale Nederland voorbij gaat, worden veel goederen schaars en wordt er zelfs honger geleden. Nederland wordt in de eerste bloedige oorlogsmaanden overspoeld door een miljoen Belgische vluchtelingen. Ongeveer honderdduizend daarvan blijven hangen. Rond 25.000 Belgen worden rond Amersfoort opgevangen. Omdat de omliggende landen in oorlog zijn en de Noordzee niet veilig meer is voor civiele schepen, wordt het voedsel schaars, en een bonnensysteem voor de voedseldistributie wordt ingesteld. Een fout in de distributie leidt tot het zogenaamde aardappeloproer in Amsterdam in 1917: een voedseltransport dat voor het leger bestemd was, wordt geplunderd. In november 1918 riep Jelle Troelstra, de leider van de SDAP (Sociaaldemocratische Arbeiderspartij) op tot een revolutie onder de arbeiders, maar dit mislukte.
Een deputatie van de betogers is naar het stadhuis voor een onderhoud met de burgemeester. (Oudezijds Voorburgwal 195-201, wijk 6) 3) |
Over dat oproer schrijft Troelstra: "Groote moeilijkheden werden veroorzaakt door de uitvoerpolitiek der regeering. Zoo kon het gebeuren, dat eind Juni 1917 de oude aardappelen opgebruikt waren en de nieuwe naar Duitschland werden uitgevoerd, wat in de groote steden nijpend aardappelgebrek deed ontstaan. Dat was de oorzaak van de relletjes, die toen te Amsterdam plaats hadden en zich ook tegen het gedeeltelijk socialistische gemeentebestuur richtten. De zeer ernstige gebeurtenissen, die verschillende dagen aanhielden, leverden een merkwaardig voorbeeld van het verloop van dergelijke bewegingen. Was het eerst het begrijpelijk, en desnoods aanvaardbaar optreden van hongerige huismoeders, die het vergeefs-bereide voedsel weghaalden uit de aardappelschuit, die toevallig binnen haar bereik lag, al spoedig ontaardde het in georganiseerde plundertochten, bedreven door elementen, die onder alle omstandigheden tot dergelijke daden bereid zijn. Plundertochten, waarvan allerhand winkels het slachtoffer werden en die weldra het grootste nadeel bezorgden aan de arbeiders zelf. Hiertegen moest de politie, versterkt met militairen, met geweld optreden." 2)
Bronnen:
1) http://nl.wikipedia.org/wiki/Leerplichtwet
2) P.J. Troelstra: Gedenkschriften Vierde deel: Storm. Blz.72/73
3) Collectie Stadsarchief Amsterdam: foto-afdrukken Inventarissen http://archief.amsterdam/archief/10003 Afbeeldingsbestand OSIM00001005211
Reacties
Een reactie posten