GROTE STAPPEN, GAUW THUIS
Dit is mijn opa: Petrus Johannes en zijn opa is Christiaan en Arnoldus is weer zijn opa
POORTER
Het is zo’n chagrijnig, kille en natte decemberdag eind 1780 als Arnoldus Barthel tot poorter (ingezetene) van de stad Leiden wordt aangenomen. Dat roept meteen al vragen op:
• Waar komt hij vandaan?
• Wat komt hij hier doen?
KEGEM EN THOMA
En waar haalt hij het geld vandaan om poorter te worden, want daar moest in die tijd een flink bedrag voor worden betaald, namelijk twaalf gulden en een stuiver. En daar moest toen door een arbeider twee weken voor worden gewerkt. In het poorterboek lezen we: “Arnoldus Bartel Leerdere broekemakerskt geb. van bergen op den Zoom is op de getuijgenisse van Simon Kegem drukkerskt en Samuel Thoma Messemaker tot Poorter dezer Stad aangenomen op den 29. december 1780 Ontf. XII L I st” Waarmee de eerste vraag dus is beantwoord: Bergen op Zoom en meteen is ook duidelijk wat hij voor de kost deed. 1)
NOG EENS THOMA
De hierboven genoemde Samuel Thoma vinden we terug in de Leidse bonboeken. Enkele gebuurten vormden samen een bon en een bonboek is het register waarin in Leiden onroerend goed-registraties werden bijgehouden. Zo zien we dat Samuel een pand in bezit had in Bon Zevenhuizen aan de zuidzijde van de Pieterskerk Choorsteeg, dat hij in 1778 kocht voor 37 gulden en waarvoor hij een custingh (schuldbekentenis) moest uitschrijven tegen een rente van 4% en te paayen (betalen) in zes termijnen. In 1791 werd het pand weer verkocht. Op 29 juni 1780 koopt Samuel samen met zijn schoonvader Paul Francimon een pand aan de Lange Scheistraat voor een bedrag van tachtig gulden, "vrij om geld" (contant). Toen Samuel in 1760 trouwde met Jeanne Franchimond was hij nog messenmakersknecht. Hij heeft zich dus bij de komst van Arnoldus in 1780 opgewerkt tot messenmaker (zie boven). 2)
EN WEER KEGEM EN THOMA SAMEN
We zijn weer terug bij eind 1780 maar nu in de werkkamer van notaris Albertus Klijnenbergh Jansz. met Samuel Thomas en Simon Kegem “de welke verklaarden haar zelven ten behoeven van dezer Stad te stellen als borgen (…) voor den Persoon van Arnoldus bartel …”
Dus zo zat het: Arnoldus bezat niets, Samuel en Simon betaalden voor het poorterschap (zij hadden immers vermogen zoals onroerend goed) en beiden stonden vijf jaar met hun gehele persoonlijk vermogen garant, mocht Arnoldus in die tijd in de bedeling terecht komen. Er werd dus een zogenaamde acte van Cautie opgemaakt. 3)
EEN STERFGEVAL
Het is acht februari 1781, weer zo’n grauwe grijze dag als de dienstdoende dominee in de Hooglandsekerk het kind Johannes doopt; ouders zijn Arnoldus Barthel en Maria Jansen en doopgetuige is Maria de Hoop. Nog geen twee maanden later wordt het kindje begraven op het Papegaaisbolwerk in Leiden. 3a)
EEN ILLEGAAL!
Het gaat in die tijd niet goed met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden; we zijn voor de vierde keer in oorlog geraakt met de Engelsen en in Leiden gaat het steeds slechter met de lakenindustrie. De bevolking neemt alsmaar af maar toch lukt het Arnoldus om het hoofd boven water te houden, dat zullen we verderop ook nog zien. Op 27 juli 1781 gaat hij in ondertrouw met Maria Jansen uit Amsterdam en zij nemen als getuigen mee: Samuel Thoma en Simon Kegem. De laatste blijkt de stiefvader te zijn van Maria en zo vallen de puzzelstukjes op hun plek. Het noodlottig overleden eerste kindje was dus vòòr het huwelijk geboren en Arnoldus was al in Leiden, lang voor hij het poorterschap verwierf. Even terugrekenen: het kindje Johannes is geboren in februari 1781 zodat Arnoldus uiterlijk juni 1780 al – illegaal - in Leiden was! Op 12 augustus – het was een beetje broeierig weer – werd het huwelijk in de Pieterskerk voltrokken. Hun namen komen voor op een “Notitie van Persoonen dewelke haar als onvermoogende weegens het Middel van Trouwen hebben aangegeven, ende over zulke een acte Pro Deo (gratis) versogt om te mogen Trouwen”. 4)
SOMS ZIT HET MEE…
Op 18 juli 1785 staat er een advertentie in de Leydse Courant: "By Arnoldus Barthel op de Haarlemmer Straat te Leyden, word gemaakt en verkogt veelerhande soorten LEER GOED, te weeten PATROONTASSEN, PORTEPEES en Tamboers BANDELIEREN ..... alles goed en voor een civielen prijs". 5)
Op 2 juni 1787 schreven “Burgers, In- en Opgezetenen van Delft, Leyden, Voorhout, Rijswijk, Gorinchem, Amsterdam, Overschie en Hogenban” een “Request” waarin zij hun zorg uitspraken over de politieke situatie in het land en de vlucht van de prins uit den Haag. Eén van de ondertekenaars was “Arnoldus Barthel, meester broekemaker”. 6)
…EN SOMS ZIT HET TEGEN
In de loop van de jaren tachtig botst het Leidse gemeentebestuur krachtig met stadhouder Willem V, na aanvankelijk een standpunt van gematigdheid te hebben ingenomen. Oranjegezinden en patriotten staan tegenover elkaar maar na de inval van de Pruisen in september 1787 als reactie op de aanhouding van prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis op 28 juni 1787, verschijnt in Leiden overal weer oranje. Toch blijft het gisten en de Leidse patriotten bereiden zich voor op een machtsovername.
Als de Fransen in januari 1795 Leiden binnen trekken treffen zij een verpauperde stad aan, met een gedecimeerde bevolking, vele open plekken en een verdedigingsgordel, die uit de tijd is. Het aantal inwoners is gedaald tot 31.000 (in 7.514 bewoonde huizen), van ruim 70.000 in 1740. Met de vier kinderen zijn Maria en Arnoldus in 1796 naar de Ketelboetersteeg verhuisd en in 1798 naar elders en in 1800 zitten ze in de Hartesteeg. Een groot verschil met de toen keurige Haarlemmerstraat. 7)
ARNOLDUS WORDT OP HET STRO GELEGD
In Leiden was het de gewoonte om een dode op stro neer te leggen, een gebruik dat misschien berust op het geloof dat daarmee de boze geesten worden geweerd. Al in de "Keuren van Leyden" uit 1658 wordt daarover gesproken. "Men sal alle afgestorven Lichamen, nadat deselve gestorven zijn, op het stroo laten leggen (soomen dat noemt) ten minste twaelf uyren, sonder die daer vooren te mogen in de doodkiste te leggen". (Alle doden moeten op stro gelegd worden, zoals dat heet, ten minste twaalf uur, zonder ze voordien in de doodskist te leggen). De uitdrukking "op 't strro (Leidse rrrr) legge" voor dood zijn is in Leiden nog steeds bekend. 8) En zo gebeurde het dat Arnoldus tussen de vijfde en de twaalfde mei 1804 na op het stro te zijn gelegd werd begraven op het Papegaais Bolwerk; we weten niet eens de precieze dag van zijn begrafenis.
In het Leidsch Dagblad van 26 november 2008 lezen we dat bij de werkzaamheden ten behoeve van de sanering en herinrichting van het Huigpark in Leiden resten van menselijke overschotten zijn aangetroffen op de oude begraafplaats op het Papegaaie Bolwerk. De gevonden skeletten worden opgegraven en op begraafplaats Rhijnhof aan de Haagseschouwweg herbegraven. Navraag op 28 november 2008 bij de afdeling voorlichting van de gemeente Leiden leert, dat het bij deze vondst gaat om een knekelput en restanten van skeletten van kinderen. Er wordt geen DNA genomen. De restanten van begin 19de eeuw zijn bij de eerste ruiming al verwijderd.
DE EERSTE NATIONALE RAMP.
Op 12 januari 1807 ontplofte om kwart over vier ‘s middags in het Steenschuur, een gracht in Leiden, het kruitschip 'Delfs Welvaaren'. Het schip met bijna 18.000 kg buskruit aan boord, was op doorreis van Haarlem naar Delft en voor de nacht in Leiden voor anker gegaan. De kracht van de ontploffing was enorm. Het scheepsroer kwam buiten de ruim een kilometer verderop gelegen Hoogewoerdse Poort terecht en de knal werd tot in Den Haag gehoord. Bij de ramp vielen ongeveer 160 doden en raakten ruim 2000 mensen gewond. Circa 220 woningen werden compleet verwoest of onbewoonbaar. Overal in Leiden waren door de luchtdruk ruiten gesprongen en pannen van daken geblazen. Het zal de weduwe van Arnoldus beslist niet zijn ontgaan; zij woonde niet ver van het ongeluk vandaan. Leiden kreeg voor tien jaar vrijstelling van belasting. Uit zijn privévermogen stelde koning Lodewijk Napoleon 30.000 gulden beschikbaar voor het door hem opgerichte Rampenfonds. Een nationale collecte bracht bijna twee miljoen gulden op. Ook werden er 'treurzangen' of 'dichterlijke uitbarstingen' uitgegeven, waarvan de opbrengst van de verkoop geheel ten goede kwam aan de slachtoffers. Door de inzet van de koning en het medeleven in het hele land kan de ontploffing in Leiden als de eerste Nationale Ramp worden beschouwd. 9)
Bronnen:
1) Register van poorterinschrijvingen J, inventarisnummer 1270, blad 207, aktenummer 20990
2) Bon Zevenhuizen archiefnummer 0501A Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen; Registratie van onroerend goed 1585-1816 (1819) inventaris nummer 6614 folio 181v en Bon Nieuwmare archiefnummer 0501A Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen; Registratie van onroerend goed 1585-1816 (1819) inventaris nummer 6628 folio 191
3) Notarieel Archief Leiden Archiefnummer 0506, Archief van notaris Albertus Kleynenbergh Jansz., 1768-1811 Inventaris nummer 2549 folio 434
3a) Doopboek Gereformeerd Leiden Hooglandsche Kerk 1755-1789 via Familysearch image 472 en Registers van te Leiden begravenen 1774-1785 deel 1 via Erfgoed Leiden image 172
4) Gaarderboek Leiden 1707-1805 via Familysearch image 550
5) Een portepee is een degenriem en een bandelier is een draagriem voor een geweer
6) Requeste van burgers, in- en opgezetenen van Delft [...] en Pendrecht om ophef der resolutie van't ontnomen commando over't Haags guarnisoen aan zyn hoogh.; [...] 2 juny 1787 via Delpher
http://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo%3A7175%3Ampeg21%3A0001&query=Requeste+van+burgers%2C+in-+en+opgezetenen+van+Delft+[...]+en+Pendrecht+om+ophef+der+resolutie+van%27t+ontnomen+commando+over%27t+Haags+guarnisoen+aan+zyn+hoogh&coll=boeken
7) Leiden, De Geschiedenis van een Hollandse stad deel 2, bladzijden. 41, 44, en 82. En Leids Jaarboekje 2009 bladzijde 63.
8) Historische Scheurkalender 2009 van het Historisch Nieuwsblad.
9) Leiden, De Geschiedenis van een Hollandse stad deel 3, blz. 17
10) Rechthebbende Auteursrechten
Dit is mijn opa: Petrus Johannes en zijn opa is Christiaan en Arnoldus is weer zijn opa
POORTER
Het is zo’n chagrijnig, kille en natte decemberdag eind 1780 als Arnoldus Barthel tot poorter (ingezetene) van de stad Leiden wordt aangenomen. Dat roept meteen al vragen op:
• Waar komt hij vandaan?
• Wat komt hij hier doen?
KEGEM EN THOMA
En waar haalt hij het geld vandaan om poorter te worden, want daar moest in die tijd een flink bedrag voor worden betaald, namelijk twaalf gulden en een stuiver. En daar moest toen door een arbeider twee weken voor worden gewerkt. In het poorterboek lezen we: “Arnoldus Bartel Leerdere broekemakerskt geb. van bergen op den Zoom is op de getuijgenisse van Simon Kegem drukkerskt en Samuel Thoma Messemaker tot Poorter dezer Stad aangenomen op den 29. december 1780 Ontf. XII L I st” Waarmee de eerste vraag dus is beantwoord: Bergen op Zoom en meteen is ook duidelijk wat hij voor de kost deed. 1)
Een bladzijde uit het poorterboek 1718-1811 |
NOG EENS THOMA
De hierboven genoemde Samuel Thoma vinden we terug in de Leidse bonboeken. Enkele gebuurten vormden samen een bon en een bonboek is het register waarin in Leiden onroerend goed-registraties werden bijgehouden. Zo zien we dat Samuel een pand in bezit had in Bon Zevenhuizen aan de zuidzijde van de Pieterskerk Choorsteeg, dat hij in 1778 kocht voor 37 gulden en waarvoor hij een custingh (schuldbekentenis) moest uitschrijven tegen een rente van 4% en te paayen (betalen) in zes termijnen. In 1791 werd het pand weer verkocht. Op 29 juni 1780 koopt Samuel samen met zijn schoonvader Paul Francimon een pand aan de Lange Scheistraat voor een bedrag van tachtig gulden, "vrij om geld" (contant). Toen Samuel in 1760 trouwde met Jeanne Franchimond was hij nog messenmakersknecht. Hij heeft zich dus bij de komst van Arnoldus in 1780 opgewerkt tot messenmaker (zie boven). 2)
EN WEER KEGEM EN THOMA SAMEN
We zijn weer terug bij eind 1780 maar nu in de werkkamer van notaris Albertus Klijnenbergh Jansz. met Samuel Thomas en Simon Kegem “de welke verklaarden haar zelven ten behoeven van dezer Stad te stellen als borgen (…) voor den Persoon van Arnoldus bartel …”
de borgbrief van Arnoldus |
Dus zo zat het: Arnoldus bezat niets, Samuel en Simon betaalden voor het poorterschap (zij hadden immers vermogen zoals onroerend goed) en beiden stonden vijf jaar met hun gehele persoonlijk vermogen garant, mocht Arnoldus in die tijd in de bedeling terecht komen. Er werd dus een zogenaamde acte van Cautie opgemaakt. 3)
EEN STERFGEVAL
Het is acht februari 1781, weer zo’n grauwe grijze dag als de dienstdoende dominee in de Hooglandsekerk het kind Johannes doopt; ouders zijn Arnoldus Barthel en Maria Jansen en doopgetuige is Maria de Hoop. Nog geen twee maanden later wordt het kindje begraven op het Papegaaisbolwerk in Leiden. 3a)
EEN ILLEGAAL!
Het gaat in die tijd niet goed met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden; we zijn voor de vierde keer in oorlog geraakt met de Engelsen en in Leiden gaat het steeds slechter met de lakenindustrie. De bevolking neemt alsmaar af maar toch lukt het Arnoldus om het hoofd boven water te houden, dat zullen we verderop ook nog zien. Op 27 juli 1781 gaat hij in ondertrouw met Maria Jansen uit Amsterdam en zij nemen als getuigen mee: Samuel Thoma en Simon Kegem. De laatste blijkt de stiefvader te zijn van Maria en zo vallen de puzzelstukjes op hun plek. Het noodlottig overleden eerste kindje was dus vòòr het huwelijk geboren en Arnoldus was al in Leiden, lang voor hij het poorterschap verwierf. Even terugrekenen: het kindje Johannes is geboren in februari 1781 zodat Arnoldus uiterlijk juni 1780 al – illegaal - in Leiden was! Op 12 augustus – het was een beetje broeierig weer – werd het huwelijk in de Pieterskerk voltrokken. Hun namen komen voor op een “Notitie van Persoonen dewelke haar als onvermoogende weegens het Middel van Trouwen hebben aangegeven, ende over zulke een acte Pro Deo (gratis) versogt om te mogen Trouwen”. 4)
SOMS ZIT HET MEE…
Op 18 juli 1785 staat er een advertentie in de Leydse Courant: "By Arnoldus Barthel op de Haarlemmer Straat te Leyden, word gemaakt en verkogt veelerhande soorten LEER GOED, te weeten PATROONTASSEN, PORTEPEES en Tamboers BANDELIEREN ..... alles goed en voor een civielen prijs". 5)
Leydse Courant 18 juli 1785 |
Op 2 juni 1787 schreven “Burgers, In- en Opgezetenen van Delft, Leyden, Voorhout, Rijswijk, Gorinchem, Amsterdam, Overschie en Hogenban” een “Request” waarin zij hun zorg uitspraken over de politieke situatie in het land en de vlucht van de prins uit den Haag. Eén van de ondertekenaars was “Arnoldus Barthel, meester broekemaker”. 6)
…EN SOMS ZIT HET TEGEN
In de loop van de jaren tachtig botst het Leidse gemeentebestuur krachtig met stadhouder Willem V, na aanvankelijk een standpunt van gematigdheid te hebben ingenomen. Oranjegezinden en patriotten staan tegenover elkaar maar na de inval van de Pruisen in september 1787 als reactie op de aanhouding van prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis op 28 juni 1787, verschijnt in Leiden overal weer oranje. Toch blijft het gisten en de Leidse patriotten bereiden zich voor op een machtsovername.
Ketelboetersteeg10) |
ARNOLDUS WORDT OP HET STRO GELEGD
In Leiden was het de gewoonte om een dode op stro neer te leggen, een gebruik dat misschien berust op het geloof dat daarmee de boze geesten worden geweerd. Al in de "Keuren van Leyden" uit 1658 wordt daarover gesproken. "Men sal alle afgestorven Lichamen, nadat deselve gestorven zijn, op het stroo laten leggen (soomen dat noemt) ten minste twaelf uyren, sonder die daer vooren te mogen in de doodkiste te leggen". (Alle doden moeten op stro gelegd worden, zoals dat heet, ten minste twaalf uur, zonder ze voordien in de doodskist te leggen). De uitdrukking "op 't strro (Leidse rrrr) legge" voor dood zijn is in Leiden nog steeds bekend. 8) En zo gebeurde het dat Arnoldus tussen de vijfde en de twaalfde mei 1804 na op het stro te zijn gelegd werd begraven op het Papegaais Bolwerk; we weten niet eens de precieze dag van zijn begrafenis.
In het Leidsch Dagblad van 26 november 2008 lezen we dat bij de werkzaamheden ten behoeve van de sanering en herinrichting van het Huigpark in Leiden resten van menselijke overschotten zijn aangetroffen op de oude begraafplaats op het Papegaaie Bolwerk. De gevonden skeletten worden opgegraven en op begraafplaats Rhijnhof aan de Haagseschouwweg herbegraven. Navraag op 28 november 2008 bij de afdeling voorlichting van de gemeente Leiden leert, dat het bij deze vondst gaat om een knekelput en restanten van skeletten van kinderen. Er wordt geen DNA genomen. De restanten van begin 19de eeuw zijn bij de eerste ruiming al verwijderd.
DE EERSTE NATIONALE RAMP.
Kruitramp aan de Steenschuur 11) |
Op 12 januari 1807 ontplofte om kwart over vier ‘s middags in het Steenschuur, een gracht in Leiden, het kruitschip 'Delfs Welvaaren'. Het schip met bijna 18.000 kg buskruit aan boord, was op doorreis van Haarlem naar Delft en voor de nacht in Leiden voor anker gegaan. De kracht van de ontploffing was enorm. Het scheepsroer kwam buiten de ruim een kilometer verderop gelegen Hoogewoerdse Poort terecht en de knal werd tot in Den Haag gehoord. Bij de ramp vielen ongeveer 160 doden en raakten ruim 2000 mensen gewond. Circa 220 woningen werden compleet verwoest of onbewoonbaar. Overal in Leiden waren door de luchtdruk ruiten gesprongen en pannen van daken geblazen. Het zal de weduwe van Arnoldus beslist niet zijn ontgaan; zij woonde niet ver van het ongeluk vandaan. Leiden kreeg voor tien jaar vrijstelling van belasting. Uit zijn privévermogen stelde koning Lodewijk Napoleon 30.000 gulden beschikbaar voor het door hem opgerichte Rampenfonds. Een nationale collecte bracht bijna twee miljoen gulden op. Ook werden er 'treurzangen' of 'dichterlijke uitbarstingen' uitgegeven, waarvan de opbrengst van de verkoop geheel ten goede kwam aan de slachtoffers. Door de inzet van de koning en het medeleven in het hele land kan de ontploffing in Leiden als de eerste Nationale Ramp worden beschouwd. 9)
Bronnen:
1) Register van poorterinschrijvingen J, inventarisnummer 1270, blad 207, aktenummer 20990
2) Bon Zevenhuizen archiefnummer 0501A Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen; Registratie van onroerend goed 1585-1816 (1819) inventaris nummer 6614 folio 181v en Bon Nieuwmare archiefnummer 0501A Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen; Registratie van onroerend goed 1585-1816 (1819) inventaris nummer 6628 folio 191
3) Notarieel Archief Leiden Archiefnummer 0506, Archief van notaris Albertus Kleynenbergh Jansz., 1768-1811 Inventaris nummer 2549 folio 434
3a) Doopboek Gereformeerd Leiden Hooglandsche Kerk 1755-1789 via Familysearch image 472 en Registers van te Leiden begravenen 1774-1785 deel 1 via Erfgoed Leiden image 172
4) Gaarderboek Leiden 1707-1805 via Familysearch image 550
5) Een portepee is een degenriem en een bandelier is een draagriem voor een geweer
6) Requeste van burgers, in- en opgezetenen van Delft [...] en Pendrecht om ophef der resolutie van't ontnomen commando over't Haags guarnisoen aan zyn hoogh.; [...] 2 juny 1787 via Delpher
http://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo%3A7175%3Ampeg21%3A0001&query=Requeste+van+burgers%2C+in-+en+opgezetenen+van+Delft+[...]+en+Pendrecht+om+ophef+der+resolutie+van%27t+ontnomen+commando+over%27t+Haags+guarnisoen+aan+zyn+hoogh&coll=boeken
7) Leiden, De Geschiedenis van een Hollandse stad deel 2, bladzijden. 41, 44, en 82. En Leids Jaarboekje 2009 bladzijde 63.
8) Historische Scheurkalender 2009 van het Historisch Nieuwsblad.
9) Leiden, De Geschiedenis van een Hollandse stad deel 3, blz. 17
10) Rechthebbende Auteursrechten
Reacties
Een reactie posten