DE TWEEDE WERELDOORLOG
Inleiding
Bij het verzamelen van gegevens rond de familie blijven veel vragen onbeantwoord. Het is immers kort na de oorlog - maar ook nog lang daarna - niet gebruikelijk dat er uitgebreid wordt stilgestaan bij de oorlogsperiode. “Het land moet worden opgebouwd; de handen uit de mouwen!” is het parool. Natuurlijk wordt er door de oud-verzetsstrijders wel herdacht, maar alleen tijdens de herdenking op 4 mei en op de vergaderingen en bijeenkomsten van de Bond van Oud Illegale Werkers (BOIW), waarvan mijn vader lid is geweest. Verder wordt er vooral gezwegen. Veel oud-verzetsstrijders komen daardoor in psychische problemen en ook mijn vader ontkomt niet aan een naoorlogse depressie. Dat is vanwege mijn toen nog jonge leeftijd mij ontgaan; mijn zus weet daarover te vertellen.
Eigenlijk is het in het licht van de vooroorlogse jaren opmerkelijk dat degenen, die het meeste durfden, die de meeste onderduikers helpen, de communisten en de gereformeerden zijn, uiterst links en rechts, soms in broederlijke samenwerking. De Gestapo-chef van Delfzijl betitelde de Gereformeerde Kerk ooit als de grootste illegale beweging van Nederland. Dat compliment is niet zo zeer te danken aan de leiding van de kerk, maar vooral aan de talloze gewone gemeenteleden, die actief zijn in het verzet. Meer dan een kwart van de joodse onderduikers worden door gereformeerden geherbergd, terwijl ze slechts zeven procent van de bevolking uitmaken. In vergelijking met andere kerkelijke genootschappen is het aantal verzetsslachtoffers er twee keer zo hoog.1)
Het begin
Wanneer precies mijn vader actief aan het verzet is gaan deelnemen is niet duidelijk. Zijn vriend M. Bij de Vaate (Tinus?) 1a) schrijft in zijn brief van 22 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945: “… van 1940-1944 als kassier werkzaam bij het distributiekantoor te Haarlem…” en: “Toen ik hem vroeg om medewerking om onderduikers van bonkaarten te voorzien bleek mij dat hij individueel reeds een contactadres had waar hij regelmatig een aantal bonkaarten bracht. Mijn samenwerking met hem begon in 1943. Iedere maand stelde hij mij enkele honderden bonkaarten ter hand, tegen inruiling van valse puntjes, welke via Henk Dienske bestemd waren voor onderduikers”. In begin 1943 worden er dus al stamkaarten en distributiebonnen door hem ontvreemd en uitgedeeld aan onderduikers. 2) Professor Dr Ir H. van Riessen schrijft in zijn brief van 21 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945: “Hij heeft als zodanig volledig meegewerkt voor verzetsmensen officiële papieren van allerlei aard te regelen. De heer Barthel als het belangrijkste contact van de LO heeft dergelijke papieren zelf geleverd of daarin bemiddeld.” 3) Hij is lid geweest van de Ten Boomgroep in Haarlem 3a), waar hij wordt gearresteerd en verhoord door een SD-er met opvallend lichtblauwe ogen, die "dwars door je heen kijken". (Het gaat hier om Klaas Carel Faber, een zoon van een NSB'er, die later door Hannie Schaft wordt doodgeschoten). Maar hij wordt weer vrijgelaten en komt na spertijd (20.00 uur) thuis met riem, veters en sokophouders in zijn broekzakken. Dit heeft zich tamelijk kort voor de overval op het Haarlemse distributiekantoor afgespeeld, namelijk op 28 februari 1944, als de Gestapo de winkel van de Ten Booms binnenvalt. 4) Pas in juni 1944 bij de mislukte overval op het Haarlemse Distributiekantoor gaat het fout. Maar daarover verderop. Faber overigens voert samen met zijn broer na de executie van zijn vader een waar schrikbewind in het hele land en mogelijk is hij het, die mijn vader en mijn broer Piet in Lunteren bijna tegen het lijf lopen. Is Faber dan op zoek naar mijn vader? Beide broers worden na de oorlog ter door veroordeeld maar de straf van Klaas Carel wordt omgezet in levenslang. In 1952 weet hij uit de Koepelgevangenis in Breda naar Duitsland te ontsnappen en vestigt zich in Ingolstadt, waar hij tot zijn pensioen bij de Audifabriek werkt. 5)
Behalve veel onbeantwoorde vragen is er natuurlijk ook veel bekend. Zo heb ik van mijn zus en broers hun ervaringen uit de tijd van onderduiken kunnen optekenen. Daardoor kan al een beeld ontstaan wat er is gebeurd in die moeilijke jaren. Uit een dossier van de Stichting 1940-1945 heb ik ook het één en ander kunnen opmaken, terwijl afschriften van processen-verbaal uit 1944 6) en 1946 7) zaken aan het licht hebben gebracht. Het eerst genoemde verbaal is volgens de schrijver G.E. Hartendorf vervalst 8) Helaas zijn er geen tijdgenoten van mijn vader meer, die kunnen getuigen hoe het er toen aan is toegegaan.
LO-LKP
Landelijke Knokploegen of LKP is de naam voor een verzetsorganisatie die wordt opgericht door de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). De onderduikers die geholpen worden hebben dringend behoefte aan allerlei voorzieningen, zoals persoonsbewijzen en bonkaarten, die zij onder eigen naam natuurlijk niet kunnen krijgen. Daartoe zijn her en der al zelfstandige Knokploegen werkzaam, die hun buit meestal onder hun eigen achterban verdelen.
De overval
In het voorjaar van 1944 vertrekt mijn vader naar het kantoor van mr Tonny Klaasse in Amsterdam 9) om overleg te hebben met een knokploeg onder leiding van Johannes Post. Doel van de bespreking is de overval op zijn Distributiekantoor aan de Zijlstraat 70 te Haarlem. Mijn vader geeft toestemming en zegt mee te werken, hoewel het betekent dat hij en zijn gezin vanuit de Atjehstraat 88 in Haarlem zullen moeten onderduiken. De avond vóór de geplande overval wordt de familie door de LO verhuisd op aangeven van Prof. Dr Ir Henk van Riessen. De echtgenote van Tinus bij de Vaate over die verhuizing: “Barthel had de sleutel van het distributiekantoor gegeven. De avond voor de overval hebben mijn man en Nico Coté hem verhuisd. Over de schutting werd huisraad naar de buren (de familie Bas en Dik Spek, de latere wethouder, CB) gebracht. ‘Hier pak aan’, zeiden ze dan. Ze deden het ’s nachts en brachten ook spullen met een vrachtauto tot in Utrecht aan toe” 10). Om de schijn op te houden gaan broer Piet en zus Ina in hun nette kleren met een omweg “naar school” om daar nooit aan te komen. Blijkbaar worden de sleutels van het distributiekantoor dagelijks bij het politiekantoor afgegeven want na kantoortijd levert mijn vader daar een verkeerde sleutel in een verzegelde envelop af. 11)
Als de twee overvallers – Jan Wildschut en Pierre de Bie 8) -, die zich hebben laten insluiten om samen met mijn vader de zakken met bonnen klaar te zetten, in het distributiekantoor zijn blijken er tevens twee schoonmaaksters en conciërge den Dekker te arriveren en één van de geschrokken dames loopt gillend in de richting van de deur, die uitkomt op de Nobelstraat. Daarna wordt er geschoten en agent Dekker, die in het gebouw met de bewaking belast is, neemt aan dat één van de overvallers op de wegrennende werkster, de echtgenote van den Dekker, schiet. Deze agent is dan inmiddels overmeesterd en wordt door zijn bewaker naar de kluis geleid. Deze trekt zijn schoenen, die in de kluis staan, aan en vraagt aan Dekker hoe hij het makkelijkst kan wegkomen. De agent wijst hem de Nobelstraat en Jacobijnestraat en de overvaller - het is Jan Wildschut - rent het kantoor uit, op enige afstand gevolgd door een andere agent (Bros), waarna Dekker eveneens hardlopend achter de overvaller aan gaat. Wildschut valt omdat zijn jas hem hindert, doet deze uit en richt al hurkend zijn wapen op de achtervolgende agenten, die tegen een muur in de Nobelstraat dekking zoeken. Daarna wordt de achtervolging voortgezet als de overvaller weer weg rent en bij de Gedempte Oudegracht zien ze hem weer terug, terwijl hij een burger onder bedreiging van zijn wapen de fiets afneemt. Agent Dekker gaat dan weer naar het distributiekantoor, terwijl intussen agent Bros en een derde agent Boon de vluchteling achterna gaan. Door het tumult is een oploop ontstaan voor het distributiekantoor, zeker vanwege de schoten uit het wapen van Jan Wildschut. Er zijn nogal wat getuigen, die de lezing van het verhaal onderschrijven, waaronder de vrouw van de bekende Haarlemse slager van Goor uit de Jacobijnestraat.
Intussen fietst Wildschut via de Zijlweg naar de Eerste Hasselaerstraat, achtervolgd door twee agenten op de fiets, hen vrijwillig aangeboden door passanten, en een toevallige voorbijganger, eveneens op de fiets. Deze laatste is net even voor de agenten ter plaatse en Wildschut laat zich door hem staande houden, bang voor onschuldige slachtoffers onder de omstanders mocht het tot schieten komen. Daarvoor raakt hij de trottoirband en komt met de fiets ten val, waarna hij verder rent en zijn wapen trekt. Dat ketst en hij wordt overmeesterd. 7) Zijn arrestatie en gevangenneming zal later tot de arrestatie van Johannes Post leiden en beiden worden door de Duitsers geëxecuteerd.
Het is de bedoeling geweest dat de twee ingesloten overvallers hun kameraden binnen laten, die buiten met een vrachtauto en vluchtauto’s buiten de wacht houden. Als ze zien wat er gebeurt, maken ze dat ze weg komen. Pierre de Bie, die op zijn sokken is weggerend, zijn schoenen staan nog in de kluis, wordt opgepikt door de passerende auto van de knokploegleden. 9)
Nog op dezelfde avond wordt de opsporing verzocht van mijn vader. Uit het dagrapport: “Telexbericht verzonden ‘aan alle posten’ omtrent o.a. en v. (opsporing, aanhouding en voorgeleiding, CB) van Johannes Jacobus Barthel, geb. te Haarlem 11-12-1903 distr.ambtenaar, wonende te Haarlem” 8)
In 1946 heeft mijn vader in het proces-verbaal 7) het volgende verklaard:
“Op 23 juni 1944 toen de overval op het distributiekantoor heeft plaats gehad, was ik in dienst bij de Haarlemsche distributiedienst als Kassier. Ik was voor het plegen van die overval in vertrouwen genomen door de Landelijke Knokploegen organisatie. Ik had een vergadering bijgewoond in Amsterdam, welke onder leiding stond van Johannes post, de leider van de landelijke knokploegen. Op die vergadering is aan de menschen die hebben deelgenomen en waarvan naar ik meen allen door hun illegaalwerken de dood hebben gevonden, opdracht gegeven om op uur en tijd als waarop de aanslag werd begonnen, namelijk 7 uur des avonds, van den 23 Juni 1944 het Distributiekantoor te overvallen en levensmiddelenbonnen en dergelijke mede te nemen. Wildschut die na den aanslag op het distributiekantoor is gearresteerd maakte deel uit van één der ploegen die opdrachten hadden. De opdracht werd gegeven door Johannes Post op 20 Juni 1944 tijdens de meergenoemde vergadering. Ik had de opdracht om twee personen op denzelfden dag voorafgaand aan het tijdstip van den aanslag te verbergen in de kluis van het distributiekantoor. Eén van de twee was Wildschut, de gegrepene. De opdracht was het wegnemen van alle voor de organisatie bruikbare distributiebonnen. De bonnen waren bestemd om onderduikers aan levensmiddelen te helpen. Ik heb zelf ook wel clandestien bonnen afgegeven ten behoeve van onderduikers. Die werden door mij ontvreemd van den Distributiedienst. Ook aan Bros heb ik deze ten behoeve van onderduikers wel gegeven.”
Opmerkelijk is dat mijn vader dus agent Bros, die mede Jan Wildschut naar het politiebureau heeft opgebracht, met deze verklaring rugdekking geeft. Bros baalt natuurlijk ontzettend dat hij onvrijwillig heeft deelgenomen aan de arrestatie van Wildschut en alles wat daarop volgt. Hij heeft oprecht – volgens zijn verklaring – niets geweten van de overval, immers hij heeft ziek thuis gezeten en pas na meerdere keren aandringen van zijn vrouw is hij op het tumult afgegaan. Hij verklaart onder meer dat: “… kan worden nagegaan dat ik voor dien tijd (vóór de overval, CB) al onderduikers aan distributiebescheiden hielp, die ik verkreeg door medewerking van den heer Barthel, den ambtenaar van de Distributiedienst die bij den overval betrokken was.” 7)
Op 25 januari 1984 wordt mijn vader postuum het Verzetsherdenkingskruis uitgereikt en in mijn aanwezigheid door mijn broer Henk in ontvangst genomen. De aanvraag hiervoor is gedaan door Henk van Duuren, die in zijn vragenlijst aangeeft een “bevriende collega in de bezettingstijd” te zijn geweest. In zijn toelichting op de vragenlijst meldt hij dat hij in februari 1944 al contact heeft gehad met Jan Wildschut. Daarbij heeft hij een overval afgeraden “omdat het meer kapot zou maken dan goed zou doen”.9)
De onderduiktijd
Over deze periode is het me niet gelukt alle activiteiten van mijn vader in kaart te brengen. Wél is er veel uit overlevering van mijn familie op te tekenen en in de toelichting op de aanvraag van Henk van Duuren voor het Verzetsherdenkingskruis staat: “Bartel (schrijffout van van Duuren, CB) dook onder in Nijkerk en werkte van daaruit illegaal o.a met M. de Jong, die na de oorlog in een massagraf werd teruggevonden” 9). Het gaat hier om Marinus de Jong, een vriend van mijn ouders uit de Atjehstraat in Haarlem. Marinus is afdelingschef geweest van het Distributiekantoor in Haarlem maar moet op 8 mei 1943 onderduiken in de Alblasserwaard 8).
Na de overval vertrekt de familie naar Utrecht, waar de eerste vier nachten telkens op een andere plek wordt geslapen. Professor Dr Ir Henk van Riessen van de LO heeft dit geregeld. Mijn zuster heeft mij vijftien foto’s ter beschikking gesteld, die in 1946 en 1947 tijdens tochten langs de oude onderduikadressen door mijn vader en mijn oudste broer zijn gemaakt. Met haar goede geheugen zijn een aantal adressen getraceerd en kan mijn zus zelfs in enkele gevallen zeggen wie waar ondergedoken heeft gezeten. Na onderduikadressen in Achttienhoven (de gehele familie behalve Piet en Ina) en weer Utrecht (Piet en Ina bij de familie Smit) komen ze in Bennekom aan op de Selterskampweg en later bij de familie Aalberse aan de Kerklaan. Vader vindt nog onderdak op de pastorie van de Gereformeerde Kerk aan de Brinkstraat. Een zoon van de mensen aan de Selterkampweg in Bennekom wordt door mijn vader geholpen met zijn vlucht naar Engeland. Hij (de zoon) zwemt de Rijn over. Híerdoor komen mogelijk de “berichten” in de wereld dat vader in de weer zou zijn geweest met het over de rivier brengen van Engelse piloten. In de onderduikperiode aan de Selterskampweg te Bennekom krijgt mijn vader bezoek van zijn vriend en vroeger mede straatbewoner van de Atjehstraat te Haarlem, Marinus de Jong en zijn vrouw Treesje, die een nachtje komen logeren. Marinus wordt in augustus 1944 bij een persoonsbewijzen controle gegrepen en op 16 september om het leven gebracht. Pas later wordt zijn stoffelijk overschot gevonden. 8) Mijn broer Piet kan zich herinneren dat hij twee persoonsbewijzen bij zich had. Als op 13 april 1946 Marinus de Jong wordt herbegraven is mijn vader één van de dragers.
De luchtlandingen en vlucht naar Ede
Na een lange voorbereiding vertrekt half september een enorme luchtvloot vanuit Engeland in de richting van de Veluwe om daar onder leiding van generaal Urquhart een bruggenhoofd te creëren en contact te maken met de troepen van de Amerikaanse luchtlandingsdivisies, die vanuit Eindhoven naar het noorden oprukken. De Duitsers zijn volkomen verrast door de luchtlandingen maar door de aanwezigheid van het 2e SS-pantserkorps - waarvan ervaren en fanatieke Hitlersoldaten deel uit maken - weten ze de aanvallers terug te drijven en te vernietigen. 10)
Maar onder groot enthousiasme van de bevolking zijn daarvóór op zondag 17 september, het is een mooie en zonnige dag, de eerste Britse zweefvliegtuigen en parachutisten van de eerste en vierde divisie geland op de Ginkelse heide en in het gebied tussen Heelsum en Wolfheeze. Mijn vader pikt dan zo’n achtergelaten parachute, waarvan kleren kunnen worden gemaakt terwijl ook de koorden van nut zijn 4). Het begin is veelbelovend maar later stuit men op hevig Duits verzet vanwege het eerder genoemde pantserkorps, dat men daar niet verwacht heeft. 10)
Tijdens de gevechtshandelingen schuilt men dan bij een dominee. De granaten vliegen om de oren en het dak van de kerk wordt geraakt maar de granaat ontploft niet. Dominee J.Ozinga vraagt nerveus aan mijn vader: “Zijt gij niet beangst, de Zwart?”(schuilnaam, CB), waarop deze antwoordt: “Nee, zolang je naamkaartje er maar niet aan zit”.
Na het beëindigen van de gevechtshandelingen de week daarop beveelt het Duitse opperbevel dat Arnhem en omliggende gemeenten waaronder ook Bennekom moeten worden ontruimd. Mijn zuster weet zich nog te herinneren dat ze haar verjaardag in Bennekom heeft gevierd: ze krijgt voor elk jaar van haar leeftijd een appel – negen dus – plus een klein Nieuw Testament. Ook vertelt ze dat de wegen vol zijn met mensen, op weg naar Ede 11).
Er wordt door de Duitsers grondig geplunderd en vrachtwagens vol huisraad verdwijnen door deze roofzucht naar depots en vandaar naar de “Heimat”. De winter staat voor de deur en op spoedige terugkeer rekent niemand meer. Het evacuatiedrama is niet te overzien: de Veluwe is nu één groot en overbevolkt opvanggebied voor de 150.000 ontheemden. Het zorgt voor een geweldige chaos voor de toch al vrijwel onoplosbare administratieve problemen, waarvoor de Nederlandse bestuurders zich gesteld zien. Toch zijn er velen, die het wagen terug te gaan op zoek naar kleding en voedsel voor de winter maar zij treffen slechts leeggeroofde huizen aan. 12)
Het slot en de bevrijding
En zo trekt de familie te midden van al die ontheemden lopend naar Ede en van daar met paard en wagen naar de boerderij van de familie Lagemaat in Lunteren. Er is gelukkig wel te eten maar de omstandigheden zijn niet altijd even makkelijk. Boer Lagemaat slaat mijn broer Henk met takkenbossen en scheldt hem uit voor rotjong. Vader fluistert hem in dat bij herhaling hij hem voor de kop zal schieten.
Mijn vader zou zich bezig blijven houden met verzetswerk zoals het doorknippen van telefoondraden voor de verbindingen van de vijand maar inhoudelijk heb ik daarover niets kunnen vinden. Op één van die tochten vindt hij een weggegooid pistool in foudraal. Het pistool smijt hij weg maar het foudraal houdt hij bij zich. Mét het foudraal in zijn bezit wordt hij aangehouden maar met de smoes "het is speelgoed voor mijn kinderen" komt hij weg. 4) Mijn broer Piet vertelt dat hij in gedachten zijn vader nog aan ’t houthakken ziet, met een scheef oog op de weg gericht naar eventuele Duitsers, zodat hij zich snel kan verschuilen. Er heerst bij de boerderij van de familie Lagemaat difterie en het waarschuwingsbord aan de rand van de weg is een goed afschrikmiddel tegen de bezetters. Mijn vader heeft in Lunteren altijd een schipperspet op om herkenning te voorkomen. Die pet heeft hem gered toen hij met Piet achterop de fiets vanwege difterie – hij is dan erg ziek – daar de dokter moet opzoeken. Tegemoet komende Duisters herkenden hem niet achter zijn naar beneden getrokken pet. Even ziet het er naar uit dat men hem toch kent maar waarvan dan toch? Het lijkt er op dat in een villa in de Hoofdstraat van Lunteren de Hollandse SS is gezeteld; één van die kerels heeft in Haarlem "gewerkt" en voor de zekerheid kiest mijn vader voor de terugweg maar voor een zandweggetje. De verbetenheid is opvallend want hij draagt altijd een pistool bij zich: ”Ze krijgen me nooit te pakken!”. Februari 1945 gaan Piet en Ina naar de tantes Aal en Koos Nieboer, de tantes van mijn moeder, in Nijkerk en maken daar de beschietingen mee, waarna ze in de pastorie verblijven bij dominee Pellicaan van de Gereformeerde Kerk. Daar ontmoeten ze na de bevrijding van Nijkerk de tantes Cor en Mien Barthel, zusters van vader 11) en gaan op huis aan.
In Amsterdam aangekomen is zichtbaar hoe de brandstoftekorten hebben toegeslagen: van de huizen is nagenoeg alles wat van hout is geweest verdwenen. Ook de houten blokjes tussen de tramrails zijn weg. 4)
Na de beëindiging van de oorlog huren ze een hout gestookte vrachtwagen, maar die krijgt bij de Amsterdamse poort in Haarlem pech, zodat ze lopend naar de tantes en oma Barthel aan de Kloppersingel gaan, die hen tijdelijk onderdak verlenen. De familie aan de Kloppersingel is sterk vermagerd en hun ogen staan diep in de kassen. Overal in huis is de vloerbedekking verwijderd en in de plaats daarvan zijn matten gelegd, die vergeven zijn van de vlooien. Ze worden verwelkomd met wittebrood en knakworstjes. Vervolgens huurt de familie een huis aan de Heussensstraat 32. 4)
’t Is Ina tijdens de tocht naar Haarlem opgevallen hoeveel van de infrastructuur er kapot is gemaakt. Baileybruggen vervangen de vernielde bruggen.
Bronnen
1) “De eeuw van mijn vader” van Geert Mak
1a) Helaas raakten de twee vrienden vanwege een geloofskwestie in 1944 gebrouilleerd.
2) brief van M. bij de Vaate van 22 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945
3) brief van Prof. Dr Ir H. van Riessen van 21 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945
3a) Cornelia Arnolda Johanna (Corrie) ten Boom was een Nederlandse evangeliste en (tijdens de Tweede Wereldoorlog) verzetsstrijdster, die met haar familie onderdak bood aan Joodse vluchtelingen. Ze overleefde haar arrestatie en gevangenschap. Over haar oorlogservaringen werd door John en Elizabeth Sherrill het boek The Hiding Place geschreven, dat ook verfilmd werd. In 1971 verscheen de Nederlandse vertaling van het boek: De schuilplaats. Corrie ten Boom schreef ook zelf een aantal boeken.(Wikipedia)
4) Herinneringen van mijn broer Piet aan de onderduiktijd, telefonisch 28 april en 14 december 2008
5) http://www.haarlemsdagblad.nl/nieuws/binnenland/article4617687.ece/Oorlogsmisdadig
6) Proces-verbaal R.L.II-b/pdg.No.2 Pro-Justitia Politie Haarlem, van 24 juni 1944
7) Proces-verbaal Pro-Justitia, Politieke Recherche Afdeeling Haarlem van 4 december 1946
8) blz.121/124 uit “Politieverzet in Haarlem” door G.E. Hartendorf
9) Aanvraagformulier Nationaal Comité Verzetsherdenkingskruis van 30 september 1983
10) “Bericht van de Tweede Wereldoorlog”, deel 5, afleveringen 75 en 78 blz.2098 en 2173 e.v
11) Herinneringen van mijn zuster Ina aan de onderduiktijd, telefonisch 12 september 2008
12) www.20eeuwennederland.nl
Inleiding
Bij het verzamelen van gegevens rond de familie blijven veel vragen onbeantwoord. Het is immers kort na de oorlog - maar ook nog lang daarna - niet gebruikelijk dat er uitgebreid wordt stilgestaan bij de oorlogsperiode. “Het land moet worden opgebouwd; de handen uit de mouwen!” is het parool. Natuurlijk wordt er door de oud-verzetsstrijders wel herdacht, maar alleen tijdens de herdenking op 4 mei en op de vergaderingen en bijeenkomsten van de Bond van Oud Illegale Werkers (BOIW), waarvan mijn vader lid is geweest. Verder wordt er vooral gezwegen. Veel oud-verzetsstrijders komen daardoor in psychische problemen en ook mijn vader ontkomt niet aan een naoorlogse depressie. Dat is vanwege mijn toen nog jonge leeftijd mij ontgaan; mijn zus weet daarover te vertellen.
Eigenlijk is het in het licht van de vooroorlogse jaren opmerkelijk dat degenen, die het meeste durfden, die de meeste onderduikers helpen, de communisten en de gereformeerden zijn, uiterst links en rechts, soms in broederlijke samenwerking. De Gestapo-chef van Delfzijl betitelde de Gereformeerde Kerk ooit als de grootste illegale beweging van Nederland. Dat compliment is niet zo zeer te danken aan de leiding van de kerk, maar vooral aan de talloze gewone gemeenteleden, die actief zijn in het verzet. Meer dan een kwart van de joodse onderduikers worden door gereformeerden geherbergd, terwijl ze slechts zeven procent van de bevolking uitmaken. In vergelijking met andere kerkelijke genootschappen is het aantal verzetsslachtoffers er twee keer zo hoog.1)
Het begin
Wanneer precies mijn vader actief aan het verzet is gaan deelnemen is niet duidelijk. Zijn vriend M. Bij de Vaate (Tinus?) 1a) schrijft in zijn brief van 22 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945: “… van 1940-1944 als kassier werkzaam bij het distributiekantoor te Haarlem…” en: “Toen ik hem vroeg om medewerking om onderduikers van bonkaarten te voorzien bleek mij dat hij individueel reeds een contactadres had waar hij regelmatig een aantal bonkaarten bracht. Mijn samenwerking met hem begon in 1943. Iedere maand stelde hij mij enkele honderden bonkaarten ter hand, tegen inruiling van valse puntjes, welke via Henk Dienske bestemd waren voor onderduikers”. In begin 1943 worden er dus al stamkaarten en distributiebonnen door hem ontvreemd en uitgedeeld aan onderduikers. 2) Professor Dr Ir H. van Riessen schrijft in zijn brief van 21 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945: “Hij heeft als zodanig volledig meegewerkt voor verzetsmensen officiële papieren van allerlei aard te regelen. De heer Barthel als het belangrijkste contact van de LO heeft dergelijke papieren zelf geleverd of daarin bemiddeld.” 3) Hij is lid geweest van de Ten Boomgroep in Haarlem 3a), waar hij wordt gearresteerd en verhoord door een SD-er met opvallend lichtblauwe ogen, die "dwars door je heen kijken". (Het gaat hier om Klaas Carel Faber, een zoon van een NSB'er, die later door Hannie Schaft wordt doodgeschoten). Maar hij wordt weer vrijgelaten en komt na spertijd (20.00 uur) thuis met riem, veters en sokophouders in zijn broekzakken. Dit heeft zich tamelijk kort voor de overval op het Haarlemse distributiekantoor afgespeeld, namelijk op 28 februari 1944, als de Gestapo de winkel van de Ten Booms binnenvalt. 4) Pas in juni 1944 bij de mislukte overval op het Haarlemse Distributiekantoor gaat het fout. Maar daarover verderop. Faber overigens voert samen met zijn broer na de executie van zijn vader een waar schrikbewind in het hele land en mogelijk is hij het, die mijn vader en mijn broer Piet in Lunteren bijna tegen het lijf lopen. Is Faber dan op zoek naar mijn vader? Beide broers worden na de oorlog ter door veroordeeld maar de straf van Klaas Carel wordt omgezet in levenslang. In 1952 weet hij uit de Koepelgevangenis in Breda naar Duitsland te ontsnappen en vestigt zich in Ingolstadt, waar hij tot zijn pensioen bij de Audifabriek werkt. 5)
Behalve veel onbeantwoorde vragen is er natuurlijk ook veel bekend. Zo heb ik van mijn zus en broers hun ervaringen uit de tijd van onderduiken kunnen optekenen. Daardoor kan al een beeld ontstaan wat er is gebeurd in die moeilijke jaren. Uit een dossier van de Stichting 1940-1945 heb ik ook het één en ander kunnen opmaken, terwijl afschriften van processen-verbaal uit 1944 6) en 1946 7) zaken aan het licht hebben gebracht. Het eerst genoemde verbaal is volgens de schrijver G.E. Hartendorf vervalst 8) Helaas zijn er geen tijdgenoten van mijn vader meer, die kunnen getuigen hoe het er toen aan is toegegaan.
LO-LKP
Landelijke Knokploegen of LKP is de naam voor een verzetsorganisatie die wordt opgericht door de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). De onderduikers die geholpen worden hebben dringend behoefte aan allerlei voorzieningen, zoals persoonsbewijzen en bonkaarten, die zij onder eigen naam natuurlijk niet kunnen krijgen. Daartoe zijn her en der al zelfstandige Knokploegen werkzaam, die hun buit meestal onder hun eigen achterban verdelen.
Het valse persoonsbewijs van mijn vader |
De overval
In het voorjaar van 1944 vertrekt mijn vader naar het kantoor van mr Tonny Klaasse in Amsterdam 9) om overleg te hebben met een knokploeg onder leiding van Johannes Post. Doel van de bespreking is de overval op zijn Distributiekantoor aan de Zijlstraat 70 te Haarlem. Mijn vader geeft toestemming en zegt mee te werken, hoewel het betekent dat hij en zijn gezin vanuit de Atjehstraat 88 in Haarlem zullen moeten onderduiken. De avond vóór de geplande overval wordt de familie door de LO verhuisd op aangeven van Prof. Dr Ir Henk van Riessen. De echtgenote van Tinus bij de Vaate over die verhuizing: “Barthel had de sleutel van het distributiekantoor gegeven. De avond voor de overval hebben mijn man en Nico Coté hem verhuisd. Over de schutting werd huisraad naar de buren (de familie Bas en Dik Spek, de latere wethouder, CB) gebracht. ‘Hier pak aan’, zeiden ze dan. Ze deden het ’s nachts en brachten ook spullen met een vrachtauto tot in Utrecht aan toe” 10). Om de schijn op te houden gaan broer Piet en zus Ina in hun nette kleren met een omweg “naar school” om daar nooit aan te komen. Blijkbaar worden de sleutels van het distributiekantoor dagelijks bij het politiekantoor afgegeven want na kantoortijd levert mijn vader daar een verkeerde sleutel in een verzegelde envelop af. 11)
Als de twee overvallers – Jan Wildschut en Pierre de Bie 8) -, die zich hebben laten insluiten om samen met mijn vader de zakken met bonnen klaar te zetten, in het distributiekantoor zijn blijken er tevens twee schoonmaaksters en conciërge den Dekker te arriveren en één van de geschrokken dames loopt gillend in de richting van de deur, die uitkomt op de Nobelstraat. Daarna wordt er geschoten en agent Dekker, die in het gebouw met de bewaking belast is, neemt aan dat één van de overvallers op de wegrennende werkster, de echtgenote van den Dekker, schiet. Deze agent is dan inmiddels overmeesterd en wordt door zijn bewaker naar de kluis geleid. Deze trekt zijn schoenen, die in de kluis staan, aan en vraagt aan Dekker hoe hij het makkelijkst kan wegkomen. De agent wijst hem de Nobelstraat en Jacobijnestraat en de overvaller - het is Jan Wildschut - rent het kantoor uit, op enige afstand gevolgd door een andere agent (Bros), waarna Dekker eveneens hardlopend achter de overvaller aan gaat. Wildschut valt omdat zijn jas hem hindert, doet deze uit en richt al hurkend zijn wapen op de achtervolgende agenten, die tegen een muur in de Nobelstraat dekking zoeken. Daarna wordt de achtervolging voortgezet als de overvaller weer weg rent en bij de Gedempte Oudegracht zien ze hem weer terug, terwijl hij een burger onder bedreiging van zijn wapen de fiets afneemt. Agent Dekker gaat dan weer naar het distributiekantoor, terwijl intussen agent Bros en een derde agent Boon de vluchteling achterna gaan. Door het tumult is een oploop ontstaan voor het distributiekantoor, zeker vanwege de schoten uit het wapen van Jan Wildschut. Er zijn nogal wat getuigen, die de lezing van het verhaal onderschrijven, waaronder de vrouw van de bekende Haarlemse slager van Goor uit de Jacobijnestraat.
Intussen fietst Wildschut via de Zijlweg naar de Eerste Hasselaerstraat, achtervolgd door twee agenten op de fiets, hen vrijwillig aangeboden door passanten, en een toevallige voorbijganger, eveneens op de fiets. Deze laatste is net even voor de agenten ter plaatse en Wildschut laat zich door hem staande houden, bang voor onschuldige slachtoffers onder de omstanders mocht het tot schieten komen. Daarvoor raakt hij de trottoirband en komt met de fiets ten val, waarna hij verder rent en zijn wapen trekt. Dat ketst en hij wordt overmeesterd. 7) Zijn arrestatie en gevangenneming zal later tot de arrestatie van Johannes Post leiden en beiden worden door de Duitsers geëxecuteerd.
Het is de bedoeling geweest dat de twee ingesloten overvallers hun kameraden binnen laten, die buiten met een vrachtauto en vluchtauto’s buiten de wacht houden. Als ze zien wat er gebeurt, maken ze dat ze weg komen. Pierre de Bie, die op zijn sokken is weggerend, zijn schoenen staan nog in de kluis, wordt opgepikt door de passerende auto van de knokploegleden. 9)
Nog op dezelfde avond wordt de opsporing verzocht van mijn vader. Uit het dagrapport: “Telexbericht verzonden ‘aan alle posten’ omtrent o.a. en v. (opsporing, aanhouding en voorgeleiding, CB) van Johannes Jacobus Barthel, geb. te Haarlem 11-12-1903 distr.ambtenaar, wonende te Haarlem” 8)
In 1946 heeft mijn vader in het proces-verbaal 7) het volgende verklaard:
“Op 23 juni 1944 toen de overval op het distributiekantoor heeft plaats gehad, was ik in dienst bij de Haarlemsche distributiedienst als Kassier. Ik was voor het plegen van die overval in vertrouwen genomen door de Landelijke Knokploegen organisatie. Ik had een vergadering bijgewoond in Amsterdam, welke onder leiding stond van Johannes post, de leider van de landelijke knokploegen. Op die vergadering is aan de menschen die hebben deelgenomen en waarvan naar ik meen allen door hun illegaalwerken de dood hebben gevonden, opdracht gegeven om op uur en tijd als waarop de aanslag werd begonnen, namelijk 7 uur des avonds, van den 23 Juni 1944 het Distributiekantoor te overvallen en levensmiddelenbonnen en dergelijke mede te nemen. Wildschut die na den aanslag op het distributiekantoor is gearresteerd maakte deel uit van één der ploegen die opdrachten hadden. De opdracht werd gegeven door Johannes Post op 20 Juni 1944 tijdens de meergenoemde vergadering. Ik had de opdracht om twee personen op denzelfden dag voorafgaand aan het tijdstip van den aanslag te verbergen in de kluis van het distributiekantoor. Eén van de twee was Wildschut, de gegrepene. De opdracht was het wegnemen van alle voor de organisatie bruikbare distributiebonnen. De bonnen waren bestemd om onderduikers aan levensmiddelen te helpen. Ik heb zelf ook wel clandestien bonnen afgegeven ten behoeve van onderduikers. Die werden door mij ontvreemd van den Distributiedienst. Ook aan Bros heb ik deze ten behoeve van onderduikers wel gegeven.”
Opmerkelijk is dat mijn vader dus agent Bros, die mede Jan Wildschut naar het politiebureau heeft opgebracht, met deze verklaring rugdekking geeft. Bros baalt natuurlijk ontzettend dat hij onvrijwillig heeft deelgenomen aan de arrestatie van Wildschut en alles wat daarop volgt. Hij heeft oprecht – volgens zijn verklaring – niets geweten van de overval, immers hij heeft ziek thuis gezeten en pas na meerdere keren aandringen van zijn vrouw is hij op het tumult afgegaan. Hij verklaart onder meer dat: “… kan worden nagegaan dat ik voor dien tijd (vóór de overval, CB) al onderduikers aan distributiebescheiden hielp, die ik verkreeg door medewerking van den heer Barthel, den ambtenaar van de Distributiedienst die bij den overval betrokken was.” 7)
Op 25 januari 1984 wordt mijn vader postuum het Verzetsherdenkingskruis uitgereikt en in mijn aanwezigheid door mijn broer Henk in ontvangst genomen. De aanvraag hiervoor is gedaan door Henk van Duuren, die in zijn vragenlijst aangeeft een “bevriende collega in de bezettingstijd” te zijn geweest. In zijn toelichting op de vragenlijst meldt hij dat hij in februari 1944 al contact heeft gehad met Jan Wildschut. Daarbij heeft hij een overval afgeraden “omdat het meer kapot zou maken dan goed zou doen”.9)
Een deel van het eerste blad van het proces verbaal van 6) |
De onderduiktijd
Over deze periode is het me niet gelukt alle activiteiten van mijn vader in kaart te brengen. Wél is er veel uit overlevering van mijn familie op te tekenen en in de toelichting op de aanvraag van Henk van Duuren voor het Verzetsherdenkingskruis staat: “Bartel (schrijffout van van Duuren, CB) dook onder in Nijkerk en werkte van daaruit illegaal o.a met M. de Jong, die na de oorlog in een massagraf werd teruggevonden” 9). Het gaat hier om Marinus de Jong, een vriend van mijn ouders uit de Atjehstraat in Haarlem. Marinus is afdelingschef geweest van het Distributiekantoor in Haarlem maar moet op 8 mei 1943 onderduiken in de Alblasserwaard 8).
Na de overval vertrekt de familie naar Utrecht, waar de eerste vier nachten telkens op een andere plek wordt geslapen. Professor Dr Ir Henk van Riessen van de LO heeft dit geregeld. Mijn zuster heeft mij vijftien foto’s ter beschikking gesteld, die in 1946 en 1947 tijdens tochten langs de oude onderduikadressen door mijn vader en mijn oudste broer zijn gemaakt. Met haar goede geheugen zijn een aantal adressen getraceerd en kan mijn zus zelfs in enkele gevallen zeggen wie waar ondergedoken heeft gezeten. Na onderduikadressen in Achttienhoven (de gehele familie behalve Piet en Ina) en weer Utrecht (Piet en Ina bij de familie Smit) komen ze in Bennekom aan op de Selterskampweg en later bij de familie Aalberse aan de Kerklaan. Vader vindt nog onderdak op de pastorie van de Gereformeerde Kerk aan de Brinkstraat. Een zoon van de mensen aan de Selterkampweg in Bennekom wordt door mijn vader geholpen met zijn vlucht naar Engeland. Hij (de zoon) zwemt de Rijn over. Híerdoor komen mogelijk de “berichten” in de wereld dat vader in de weer zou zijn geweest met het over de rivier brengen van Engelse piloten. In de onderduikperiode aan de Selterskampweg te Bennekom krijgt mijn vader bezoek van zijn vriend en vroeger mede straatbewoner van de Atjehstraat te Haarlem, Marinus de Jong en zijn vrouw Treesje, die een nachtje komen logeren. Marinus wordt in augustus 1944 bij een persoonsbewijzen controle gegrepen en op 16 september om het leven gebracht. Pas later wordt zijn stoffelijk overschot gevonden. 8) Mijn broer Piet kan zich herinneren dat hij twee persoonsbewijzen bij zich had. Als op 13 april 1946 Marinus de Jong wordt herbegraven is mijn vader één van de dragers.
De luchtlandingen en vlucht naar Ede
Na een lange voorbereiding vertrekt half september een enorme luchtvloot vanuit Engeland in de richting van de Veluwe om daar onder leiding van generaal Urquhart een bruggenhoofd te creëren en contact te maken met de troepen van de Amerikaanse luchtlandingsdivisies, die vanuit Eindhoven naar het noorden oprukken. De Duitsers zijn volkomen verrast door de luchtlandingen maar door de aanwezigheid van het 2e SS-pantserkorps - waarvan ervaren en fanatieke Hitlersoldaten deel uit maken - weten ze de aanvallers terug te drijven en te vernietigen. 10)
Paratroopers (Public domain) |
Maar onder groot enthousiasme van de bevolking zijn daarvóór op zondag 17 september, het is een mooie en zonnige dag, de eerste Britse zweefvliegtuigen en parachutisten van de eerste en vierde divisie geland op de Ginkelse heide en in het gebied tussen Heelsum en Wolfheeze. Mijn vader pikt dan zo’n achtergelaten parachute, waarvan kleren kunnen worden gemaakt terwijl ook de koorden van nut zijn 4). Het begin is veelbelovend maar later stuit men op hevig Duits verzet vanwege het eerder genoemde pantserkorps, dat men daar niet verwacht heeft. 10)
Tijdens de gevechtshandelingen schuilt men dan bij een dominee. De granaten vliegen om de oren en het dak van de kerk wordt geraakt maar de granaat ontploft niet. Dominee J.Ozinga vraagt nerveus aan mijn vader: “Zijt gij niet beangst, de Zwart?”(schuilnaam, CB), waarop deze antwoordt: “Nee, zolang je naamkaartje er maar niet aan zit”.
Na het beëindigen van de gevechtshandelingen de week daarop beveelt het Duitse opperbevel dat Arnhem en omliggende gemeenten waaronder ook Bennekom moeten worden ontruimd. Mijn zuster weet zich nog te herinneren dat ze haar verjaardag in Bennekom heeft gevierd: ze krijgt voor elk jaar van haar leeftijd een appel – negen dus – plus een klein Nieuw Testament. Ook vertelt ze dat de wegen vol zijn met mensen, op weg naar Ede 11).
Er wordt door de Duitsers grondig geplunderd en vrachtwagens vol huisraad verdwijnen door deze roofzucht naar depots en vandaar naar de “Heimat”. De winter staat voor de deur en op spoedige terugkeer rekent niemand meer. Het evacuatiedrama is niet te overzien: de Veluwe is nu één groot en overbevolkt opvanggebied voor de 150.000 ontheemden. Het zorgt voor een geweldige chaos voor de toch al vrijwel onoplosbare administratieve problemen, waarvoor de Nederlandse bestuurders zich gesteld zien. Toch zijn er velen, die het wagen terug te gaan op zoek naar kleding en voedsel voor de winter maar zij treffen slechts leeggeroofde huizen aan. 12)
Het slot en de bevrijding
En zo trekt de familie te midden van al die ontheemden lopend naar Ede en van daar met paard en wagen naar de boerderij van de familie Lagemaat in Lunteren. Er is gelukkig wel te eten maar de omstandigheden zijn niet altijd even makkelijk. Boer Lagemaat slaat mijn broer Henk met takkenbossen en scheldt hem uit voor rotjong. Vader fluistert hem in dat bij herhaling hij hem voor de kop zal schieten.
Mijn vader zou zich bezig blijven houden met verzetswerk zoals het doorknippen van telefoondraden voor de verbindingen van de vijand maar inhoudelijk heb ik daarover niets kunnen vinden. Op één van die tochten vindt hij een weggegooid pistool in foudraal. Het pistool smijt hij weg maar het foudraal houdt hij bij zich. Mét het foudraal in zijn bezit wordt hij aangehouden maar met de smoes "het is speelgoed voor mijn kinderen" komt hij weg. 4) Mijn broer Piet vertelt dat hij in gedachten zijn vader nog aan ’t houthakken ziet, met een scheef oog op de weg gericht naar eventuele Duitsers, zodat hij zich snel kan verschuilen. Er heerst bij de boerderij van de familie Lagemaat difterie en het waarschuwingsbord aan de rand van de weg is een goed afschrikmiddel tegen de bezetters. Mijn vader heeft in Lunteren altijd een schipperspet op om herkenning te voorkomen. Die pet heeft hem gered toen hij met Piet achterop de fiets vanwege difterie – hij is dan erg ziek – daar de dokter moet opzoeken. Tegemoet komende Duisters herkenden hem niet achter zijn naar beneden getrokken pet. Even ziet het er naar uit dat men hem toch kent maar waarvan dan toch? Het lijkt er op dat in een villa in de Hoofdstraat van Lunteren de Hollandse SS is gezeteld; één van die kerels heeft in Haarlem "gewerkt" en voor de zekerheid kiest mijn vader voor de terugweg maar voor een zandweggetje. De verbetenheid is opvallend want hij draagt altijd een pistool bij zich: ”Ze krijgen me nooit te pakken!”. Februari 1945 gaan Piet en Ina naar de tantes Aal en Koos Nieboer, de tantes van mijn moeder, in Nijkerk en maken daar de beschietingen mee, waarna ze in de pastorie verblijven bij dominee Pellicaan van de Gereformeerde Kerk. Daar ontmoeten ze na de bevrijding van Nijkerk de tantes Cor en Mien Barthel, zusters van vader 11) en gaan op huis aan.
In Amsterdam aangekomen is zichtbaar hoe de brandstoftekorten hebben toegeslagen: van de huizen is nagenoeg alles wat van hout is geweest verdwenen. Ook de houten blokjes tussen de tramrails zijn weg. 4)
Na de beëindiging van de oorlog huren ze een hout gestookte vrachtwagen, maar die krijgt bij de Amsterdamse poort in Haarlem pech, zodat ze lopend naar de tantes en oma Barthel aan de Kloppersingel gaan, die hen tijdelijk onderdak verlenen. De familie aan de Kloppersingel is sterk vermagerd en hun ogen staan diep in de kassen. Overal in huis is de vloerbedekking verwijderd en in de plaats daarvan zijn matten gelegd, die vergeven zijn van de vlooien. Ze worden verwelkomd met wittebrood en knakworstjes. Vervolgens huurt de familie een huis aan de Heussensstraat 32. 4)
’t Is Ina tijdens de tocht naar Haarlem opgevallen hoeveel van de infrastructuur er kapot is gemaakt. Baileybruggen vervangen de vernielde bruggen.
Bronnen
1) “De eeuw van mijn vader” van Geert Mak
1a) Helaas raakten de twee vrienden vanwege een geloofskwestie in 1944 gebrouilleerd.
2) brief van M. bij de Vaate van 22 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945
3) brief van Prof. Dr Ir H. van Riessen van 21 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945
3a) Cornelia Arnolda Johanna (Corrie) ten Boom was een Nederlandse evangeliste en (tijdens de Tweede Wereldoorlog) verzetsstrijdster, die met haar familie onderdak bood aan Joodse vluchtelingen. Ze overleefde haar arrestatie en gevangenschap. Over haar oorlogservaringen werd door John en Elizabeth Sherrill het boek The Hiding Place geschreven, dat ook verfilmd werd. In 1971 verscheen de Nederlandse vertaling van het boek: De schuilplaats. Corrie ten Boom schreef ook zelf een aantal boeken.(Wikipedia)
4) Herinneringen van mijn broer Piet aan de onderduiktijd, telefonisch 28 april en 14 december 2008
5) http://www.haarlemsdagblad.nl/nieuws/binnenland/article4617687.ece/Oorlogsmisdadig
6) Proces-verbaal R.L.II-b/pdg.No.2 Pro-Justitia Politie Haarlem, van 24 juni 1944
7) Proces-verbaal Pro-Justitia, Politieke Recherche Afdeeling Haarlem van 4 december 1946
8) blz.121/124 uit “Politieverzet in Haarlem” door G.E. Hartendorf
9) Aanvraagformulier Nationaal Comité Verzetsherdenkingskruis van 30 september 1983
10) “Bericht van de Tweede Wereldoorlog”, deel 5, afleveringen 75 en 78 blz.2098 en 2173 e.v
11) Herinneringen van mijn zuster Ina aan de onderduiktijd, telefonisch 12 september 2008
12) www.20eeuwennederland.nl
Heel bijzonder verhaal over je vader.Zeer verhelderend na de vele berichten die ik ooit als kind bij gerucht van mijn ouders hoorde.Compliment voor je gedegen expertise.
BeantwoordenVerwijderenDank je wel, Govert. Ik had hem graag het Yad Vashem gegund; bij het NIOD en andere instanties is niets over hem en zijn activiteiten te vinden. Hij werkte nogal als eenling in het verzet en na de oorlog werd er niet over gesproken.
BeantwoordenVerwijderen