DE NAOORLOGSE PERIODE TOT 1968
In de eerste naoorlogse jaren zijn armoede en gebrek aan de orde van de dag en nog in 1948 verklaart een derde van de bevolking bij een onderzoek van Nipo niet voldoende kleding te hebben om de winter redelijk door te komen. 1)
Men maakt moeilijke tijden mee: eerst werkt Jan bij de Stichting Volksherstel Haarlem 2) en later is hij gemeenteambtenaar maar het salaris is niet riant. Bovendien moeten er door ziekte van zijn vrouw veel kosten worden gemaakt terwijl ook de opvoeding van de kinderen het nodige kost.
Op 25 februari 1946 wordt de Stichting Volksherstel Haarlem opgericht. Enkele voorbeelden van de werkzaamheden van de organisatie:
Na een periode bij Volksherstel werkt mijn vader bij het Slachthuis van Haarlem, zoals mijn zuster zegt: “Over het Spaarne”, een openbaar slachthuis, dat in 1907 is geopend. Het slachthuis heeft zo’n 150 à 160 particuliere slachtplaatsen vervangen. In de periode 1933-1935 breidt het Slachthuis uit omdat Haarlem ook voor omliggende gemeenten gaat slachten. Naarmate de jaren vorderen ontwikkelt het zich tot een centrum van de handel in vlees. In 1993 komt een einde aan de functie van slachthuis. 3)
Uiteindelijk komt mijn vader dan bij de gemeente Haarlem te werken als commies bij de afdeling Pensioenen. Naam van de leidinggevende is ene Olthof en ook de naam van collega van Diest klinkt mij nog bekend in de oren. 4)
Qua ontwikkeling heeft mijn vader de aansluiting met zijn vrienden van voor de oorlog gemist en het huis aan de Heussensstraat is eigenlijk een beetje boven zijn stand. Gefrustreerd en depressief denkt hij aan emigratie naar Australië maar daar komt niets van terecht. In ieder geval praat hij daarover met de Nijkerkse, gereformeerde predikant P.(Piet) H. Pellicaan, die uiteindelijk de reis naar Australië en Nieuw-Zeeland wel heeft gemaakt met zijn vrouw Heiltje. Volgens Geert Mak in zijn boek “De eeuw van mijn vader” is in april 1948 het percentage Nederlanders, dat liever in het land blijft, gedaald tot 56,5%. Uiteindelijk legt mijn vader zich bij de situatie neer en neemt allerlei administratieve bijbaantjes aan (boekhouding van aannemer Kooy, zwager en pedicure L. Teygeler en de neven Weijers voor hun borstelfabriek) en begint verschillende kerkelijke activiteiten bij de diaconie van de Gereformeerde Kerk in Haarlem. Door deze omstandigheden is hij niet altijd even “makkelijk” in de omgang met vrouw en kinderen.
Nederland is na de oorlog eigenlijk weer het kleine, conservatieve land, dat het altijd geweest is. De politieke partijen keren weer terug in het leven, soms onder een nieuwe naam zoals PvdA (voorheen SDAP) en VVD (daarvoor PVV) en zo blijft uiteindelijk alles bij hetzelfde. Maar de wereld om ons heen verandert wel degelijk. 1)
Langzamerhand begint de tweede wereldoorlog uit het zicht te raken; maar nooit geheel en als Claus von Amsberg naar de hand van prinses Beatrix dingt, valt Nederland in twee kampen uiteen. Maar de eigenzinnige prinses laat zich niet van de wijs brengen en trouwt in 1966 met Claus, ondanks de rellen. Bij het aftreden van koningin Juliana en de kroning van Beatrix is het weer bal: de beelden van de gouden koets met rookwolken van rookbommen op de achtergrond gaan de wereld rond maar de leus van de krakers “geen woning, geen kroning” vindt geen genade in de ogen van de meeste vaderlanders. Met zijn charme weet hij spoedig de harten van de meeste Nederlanders te veroveren – waaronder dat van mijn vader - en zal het nooit meer prijsgeven. Juichend staat hij op de Haarlemse Grote Markt, als het paar de stad bezoekt. Juichen voor een Duitser: wie heeft dat kunnen denken.
In 1967 krijgt mijn vader zodanig last van zijn hartkwaal en bronchitis dat werken vanaf 30 oktober niet meer mogelijk is, zo blijkt uit het pensioendossier. Op 28 oktober 1968 overlijdt hij ten gevolge van een hartinfarct. Postuum wordt hem als oud-verzetsstrijder in 1984 - zoals al eerder gezegd - in mijn aanwezigheid en die van mijn broer Henk het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
Twee jaar na het overlijden van mijn vader krijgt mijn moeder een pensioen van de Stichting 40-45 toegewezen. Lang mag zij daarvan niet genieten want in 1975 komt zij na een korte periode van ziekte (hersentumor) te overlijden ten gevolge van een hartstilstand. Zij is liefdevol verpleegd in het provinciaal Psychiatrisch Ziekenhuis in Santpoort.
Professor Dr Ir H. van Riessen eindigt zijn brief van 21 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945 met: “Naar mijn mening heeft de heer Barthel uitstekend en zeer waardevol verzetswerk gepleegd. Hij heeft er alleen maar nadeel van ondervonden”.
In de eerste naoorlogse jaren zijn armoede en gebrek aan de orde van de dag en nog in 1948 verklaart een derde van de bevolking bij een onderzoek van Nipo niet voldoende kleding te hebben om de winter redelijk door te komen. 1)
Men maakt moeilijke tijden mee: eerst werkt Jan bij de Stichting Volksherstel Haarlem 2) en later is hij gemeenteambtenaar maar het salaris is niet riant. Bovendien moeten er door ziekte van zijn vrouw veel kosten worden gemaakt terwijl ook de opvoeding van de kinderen het nodige kost.
Op 25 februari 1946 wordt de Stichting Volksherstel Haarlem opgericht. Enkele voorbeelden van de werkzaamheden van de organisatie:
- Het adviesbureau. Doel en opzet hiervan is om iedereen die problemen had, te helpen. Hierbij moet gedacht worden aan repatriërende, onderduikers, evacués e.d. . Dit adviesbureau werd vanaf november 1945 voortgezet onder de naam Sociaal Voorlichtingsbureau.
- Samenwerking met de Hulpactie Rode Kruis (H.A.R.K.)
- Vakantiedagen voor moeders in de zomermaanden. In 1945 in hotel restaurant "Zomerzorg" in Bloemendaal, in 1946 in "Duinwijk" te Overveen.
- Sociale colonnes, deze zijn werkzaam in de gezinnen.
- De actie voor de door de oorlog geteisterde steden Venray en Nijmegen.
Na een periode bij Volksherstel werkt mijn vader bij het Slachthuis van Haarlem, zoals mijn zuster zegt: “Over het Spaarne”, een openbaar slachthuis, dat in 1907 is geopend. Het slachthuis heeft zo’n 150 à 160 particuliere slachtplaatsen vervangen. In de periode 1933-1935 breidt het Slachthuis uit omdat Haarlem ook voor omliggende gemeenten gaat slachten. Naarmate de jaren vorderen ontwikkelt het zich tot een centrum van de handel in vlees. In 1993 komt een einde aan de functie van slachthuis. 3)
Het Haarlemse Slachthuis (uit: "Slachthuisterrein, Stedebouwkundige visie juni 2012 gemeente Haarlem) |
Uiteindelijk komt mijn vader dan bij de gemeente Haarlem te werken als commies bij de afdeling Pensioenen. Naam van de leidinggevende is ene Olthof en ook de naam van collega van Diest klinkt mij nog bekend in de oren. 4)
Qua ontwikkeling heeft mijn vader de aansluiting met zijn vrienden van voor de oorlog gemist en het huis aan de Heussensstraat is eigenlijk een beetje boven zijn stand. Gefrustreerd en depressief denkt hij aan emigratie naar Australië maar daar komt niets van terecht. In ieder geval praat hij daarover met de Nijkerkse, gereformeerde predikant P.(Piet) H. Pellicaan, die uiteindelijk de reis naar Australië en Nieuw-Zeeland wel heeft gemaakt met zijn vrouw Heiltje. Volgens Geert Mak in zijn boek “De eeuw van mijn vader” is in april 1948 het percentage Nederlanders, dat liever in het land blijft, gedaald tot 56,5%. Uiteindelijk legt mijn vader zich bij de situatie neer en neemt allerlei administratieve bijbaantjes aan (boekhouding van aannemer Kooy, zwager en pedicure L. Teygeler en de neven Weijers voor hun borstelfabriek) en begint verschillende kerkelijke activiteiten bij de diaconie van de Gereformeerde Kerk in Haarlem. Door deze omstandigheden is hij niet altijd even “makkelijk” in de omgang met vrouw en kinderen.
Nederland is na de oorlog eigenlijk weer het kleine, conservatieve land, dat het altijd geweest is. De politieke partijen keren weer terug in het leven, soms onder een nieuwe naam zoals PvdA (voorheen SDAP) en VVD (daarvoor PVV) en zo blijft uiteindelijk alles bij hetzelfde. Maar de wereld om ons heen verandert wel degelijk. 1)
Langzamerhand begint de tweede wereldoorlog uit het zicht te raken; maar nooit geheel en als Claus von Amsberg naar de hand van prinses Beatrix dingt, valt Nederland in twee kampen uiteen. Maar de eigenzinnige prinses laat zich niet van de wijs brengen en trouwt in 1966 met Claus, ondanks de rellen. Bij het aftreden van koningin Juliana en de kroning van Beatrix is het weer bal: de beelden van de gouden koets met rookwolken van rookbommen op de achtergrond gaan de wereld rond maar de leus van de krakers “geen woning, geen kroning” vindt geen genade in de ogen van de meeste vaderlanders. Met zijn charme weet hij spoedig de harten van de meeste Nederlanders te veroveren – waaronder dat van mijn vader - en zal het nooit meer prijsgeven. Juichend staat hij op de Haarlemse Grote Markt, als het paar de stad bezoekt. Juichen voor een Duitser: wie heeft dat kunnen denken.
In 1967 krijgt mijn vader zodanig last van zijn hartkwaal en bronchitis dat werken vanaf 30 oktober niet meer mogelijk is, zo blijkt uit het pensioendossier. Op 28 oktober 1968 overlijdt hij ten gevolge van een hartinfarct. Postuum wordt hem als oud-verzetsstrijder in 1984 - zoals al eerder gezegd - in mijn aanwezigheid en die van mijn broer Henk het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
Twee jaar na het overlijden van mijn vader krijgt mijn moeder een pensioen van de Stichting 40-45 toegewezen. Lang mag zij daarvan niet genieten want in 1975 komt zij na een korte periode van ziekte (hersentumor) te overlijden ten gevolge van een hartstilstand. Zij is liefdevol verpleegd in het provinciaal Psychiatrisch Ziekenhuis in Santpoort.
Professor Dr Ir H. van Riessen eindigt zijn brief van 21 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945 met: “Naar mijn mening heeft de heer Barthel uitstekend en zeer waardevol verzetswerk gepleegd. Hij heeft er alleen maar nadeel van ondervonden”.
1) “De eeuw van mijn vader” van Geert Mak
2) brief van M. bij de Vaate van 22 januari 1970 aan de Stichting 1940-1945
4) pensioendossier van mijn vader
Wat een indrukwekkende geschiedenis van je vader, Cees.
BeantwoordenVerwijderenEn het leest als een roman.
Het lijkt me, dat het een goed gevoel moet geven om het leven van je vader zo in kaart te brengen. Wat een tijd was dat toch... Heden ten dage bijna niet meer voor te stellen.
Fijn om te lezen!
Dankjewel! Misschien nog even leuk om er aan toe te voegen: dat pistool, dat mijn vader altijd bij zich droeg troffen wij na zijn overlijden aan in zijn bureau, inclusief een hoeveelheid munitie. Het wapen werd afgegeven bij de politie, de loop is dicht gemaakt met lood en vervolgens terug gegeven. Maar waar het is gebleven is mij niet bekend. Zodra de klok van twaalf het nieuwe jaar aankondigde liep mijn vader naar het bureau, vulde het pistool met een magazijn kogels en loste zes schoten op het water in de molenvijver voor ons huis...
Verwijderen